Beëindigingsvergoeding

Discussie gestart door NLaNLa .
Begonnen op . Geplaatst in categorie: Ontslag.

Een onderwijsorganisatie is bezig met een (arbeidsrechtelijke) ontvlechting van de positie van een bestuurder.

Deze positie van de bestuurder valt onder de Wet Normering Topinkomens (WNT). Op de positie is de CAO bestuurders VO van toepassing. In artikel 6.3 van deze CAO is een bovenwettelijke WW-uitkering opgenomen, een suppletieregeling als aanvulling op een eventuele WW-uitkering. In de CAO is het volgende geformuleerd:

a. Aanvullende-uitkering:

Bij gehele of gedeeltelijke werkloosheid heeft de (gewezen) werknemer aanspraak op een uitkering ingevolge de WW indien hij voldoet aan de bepalingen van de WW. De WW-uitkering wordt gedurende de eerste 6 maanden per dag aangevuld tot 75% en vervolgens gedurende maximaal nog 18 maanden tot 70% van de ongemaximeerde berekeningsgrondslag. Voor zover na de bovengenoemde 18 maanden de werknemer recht op WW-uitkering maakt de (gewezen) werknemer aanspraak op aanvulling op de WW-uitkering gemaximeerd op 70% van het maximum van schaal 14 inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering

b. Reparatie-uitkering:

De werknemer wiens WW-uitkering is toegekend voor een kortere duur dan zou hebben gegolden op grond van de WW zoals die luidde op 31 december 2015, heeft op een reparatie-uitkering. De reparatie-uitkering gaat in zodra het einde van de duur van de WW-uitkering is bereikt. De duur van de reparatie-uitkering is gelijk aan het verschil tussen de duur van de WW-uitkering volgens de WW zoals die luidde op 31 december 2015, en de toegekende duur van de WW-uitkering. De uitkering is maximaal 70% van het maximum van schaal 14 inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.

c. Aansluitende uitkering:

De werknemer die ten tijde van het arbeidsurenverlies uit zijn dienstbetrekking de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, heeft recht op een aansluitende uitkering op de WW-uitkering of de reparatie-uitkering. De hoogte van de uitkering bedraagt ten hoogste 186% van het minimumloon.

 d. Beëindigingsvergoeding:

De bovengenoemde uitkeringen eindigen in elk geval bij het bereiken van het AOW-gerechtigde leeftijd.

De vraag is nu of, als die regeling onderdeel zou uitmaken van een minnelijke regeling (of daarvan het gevolg is) tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, deze suppletiebedragen al onder die door de WNT gestelde norm vallen. Mede op basis van de Memorie van Toelichting op de evaluatiewet WNT gaat de discussie dan over de vraag of een dergelijke collectieve regeling, die er normaal niet onder de normering van de WNT valt, er nu wel onder kan vallen omdat het dan gaat om een CAO die alleen op topfunctionarissen (WNT) van toepassing is (zoals deze CAO VO voor bestuurders).

Reacties

  • De reactie van HelpdeskWNTHelpdeskWNT .
    Lid van de Redactie Min. BZKArray Reactie geschreven op .

    Artikel 1.1, onderdeel i, WNT verstaat onder uitkeringen wegens beëindiging van het dienst­verband: de som van uitkeringen bij beëindiging van het dienstverband en beloningen betaalbaar op termijn die betrekking hebben op de beëindiging van het dienstverband, met uitzondering van uitkeringen die voortvloeien uit een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst of van een van toepassing zijnde collectieve regeling die is overeengekomen met verenigingen van werknemers of ambtenaren die bevoegd zijn afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden, of uit een wettelijk voorschrift.

    Niet genormeerd zijn, kortweg, de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband die voortvloeien uit collectieve regelingen die buiten de invloedssfeer van de individuele topfunctionaris tot stand zijn gekomen. De in artikel 1.1, onderdeel i, WNT gebezigde formulering “een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst of van een collectieve regeling” is ingevoerd bij de Evaluatiewet WNT (Stb. 2017, 151). De aanleiding, achtergrond, doel en strekking van deze formulering zijn uitvoering toegelicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Evaluatiewet WNT (zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 654, nr. 3, paragrafen 4.1 en 4.2, blz. 6 – 8, en artikelsgewijze toelichting op Artikel I, onderdeel A, blz. 22). Gelet op de aangehaalde formulering is alleen een uitzondering op de normering van de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband (in artikel 2.10 WNT) toegestaan voor zover de ontslag­uitkeringsregeling (zoals bijvoorbeeld een bovenwettelijke WW-regeling) voor werknemers (niet-topfunctionarissen) van de WNT-instelling ook van toepassing is op de topfunctionaris(sen) van de WNT-instelling. Niet toegestaan is dat er speciaal voor topfunctionarissen via een aparte cao of een apart sociaal plan een eigen ontslaguitkeringsregeling wordt overeengekomen. Een algemene bepaling geldt in principe voor een ieder die een dienstbetrekking heeft bij een rechts­persoon of instelling. Indien een bepaling slechts van toepassing is op topfunctionarissen kan niet worden gesproken van een algemene bepaling. In de arbeidsovereenkomst overeenkomen dat de ontslag­uitkeringsregeling uit de cao van toepassing is, is nadrukkelijk wél een individuele afspraak waarop de topfunctionaris invloed heeft. Door de formulering van artikel 1.1, onderdeel i, WNT blijven ontslagvergoedingen die langs die weg tot stand komen, genormeerd. In het geval er binnen een sector voor bestuurders een specifieke cao is afgesloten (zoals bijvoorbeeld in het voortgezet onderwijs het geval is), valt de ontslaguitkeringsregeling die daarin is opgenomen onder de werking van deze bepaling voor zover deze inhoudelijk volstrekt gelijk is aan die voor de andere werknemers, bijvoorbeeld door in de specifieke cao voor bestuurders te verwijzen naar de algemene cao die voor overige werknemers geldt. Dan is er immers sprake van een algemene bepaling die voor alle werknemers geldt en tevens heeft de individuele topfunctionaris dan geen invloed kunnen uitoefenen op de ontslaguitkeringsregeling. In artikel 6.3 CAO Bestuurders VO is die koppeling echter niet gelegd. Daarenboven moet de cao of collectieve regeling zijn overeen­gekomen met de verenigingen van werknemers of ambtenaren die bevoegd zijn afspraken over arbeidsvoorwaarden te maken. Daartoe behoren niet de verenigingen van uitsluitend of hoofd­zakelijk (leidinggevende of toezichthoudende) topfunctionarissen. De ontslaguitkeringsregeling op grond van artikel 6.3 CAO Bestuurders VO is derhalve genormeerd als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband op grond van artikel 2.10, eerste lid, WNT. 

    Maar ook al zou de ontslaguitkeringsregeling op grond van artikel 6.3 CAO Bestuurders VO wél voldoen aan de voorwaarden om te worden uitgezonderd van de normering op grond van de WNT, dan betekent dat nog steeds niet dat een in een minnelijke regeling opgenomen ontslaguitkerings­regeling overeenkomstig of conform artikel 6.3 CAO Bestuurders VO eveneens, automatisch, uitgezonderd is van normering op grond van de WNT. In artikel 4, tweede lid, Uitvoeringsregeling WNT is immers nader bepaald dat tot de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband niet wordt gerekend de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband die voortvloeit uit een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst of van een van toepassing zijnde collectieve regeling die is overeengekomen met verenigingen van werknemers of ambtenaren die bevoegd zijn afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden, of uit een wettelijk voorschrift, doch slechts voor zover de uitkering rechtstreeks, dwingend en eenduidig daaruit voortvloeit. Ingeval van een minnelijke regeling (op basis van wederzijds goedvinden) is sprake van een overeen­gekomen uitkering wegens beëindiging van het dienstverband als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, WNT en is er geen sprake van dat deze uitkering rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeit uit de cao etc., etc.
Deze discussie is gesloten.