Voor de WNT is niet relevant of de beëindiging van een dienstverband plaatsvindt langs de civielrechtelijke weg van opzegging of ontbinding, dan wel langs de publiekrechtelijke weg van een eenzijdig ontslagbesluit. Beide situaties vallen onder de WNT. De WNT (artikel 2.10) maximeert de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband. Op grond van artikel 4, tweede lid, Uitvoeringsregeling WNT wordt tot de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van de WNT niet gerekend de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband die voortvloeit uit een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst of van een van toepassing zijnde collectieve regeling die is overeengekomen met verenigingen van werknemers of ambtenaren die bevoegd zijn afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden, of uit een wettelijk voorschrift, doch slechts voor zover de uitkering rechtstreeks, dwingend en eenduidig daaruit voortvloeit. Voor de WNT worden publiekrechtelijke rechtspositieregeling op basis van de Ambtenarenwet beschouwd als wettelijk voorschrift in vorenbedoelde zin.
Het overgangsrecht in de Wnra voorziet in de situatie dat er op de datum van inwerkingtreding van de Wnra geen (rechtsgeldige) cao tot stand is gebracht of geldt. In dat geval, zo is geregeld in artikel 17 van de Ambtenarenwet 2017, blijft de publiekrechtelijke rechtspositieregeling gelden als ware die een cao. De bepalingen in de rechtspositieregelingen die strijdig zijn met de Ambtenarenwet 2017 of dwingendrechtelijke bepalingen van burgerlijk recht blijven buiten toepassing.[1]
De bestaande rechtspositieregelingen (bijvoorbeeld de CAR/UWO voor gemeente- en GR-ambtenaren) blijven verbindend als waren het cao's, totdat door de betreffende overheidswerkgever alsnog een privaatrechtelijke cao is afgesloten.[2]
Op grond van bovenstaand kan worden geconcludeerd dat de Wnra op zich geen invloed heeft op de kwalificatie van bestaande bovenwettelijke uitkeringsregelingen voor de toepassing van de WNT.