Graag leg ik de volgende vraag voor:
Geldt het bepaalde in artikel 1.1 onder b 6e ook
in de situatie dat een persoon door een organisatiewijziging niet langer
kwalificeert als topfunctionaris? Aanleiding voor deze vraag is het bepaalde in
artikel 4a Beleidsregels. Daarin is, als een van de voorwaarden voor
toepasselijkheid van artikel 1.1. onder b 6e, aangegeven dat de
topfunctionaris zijn topfunctie moet hebben neergelegd. Hieruit volgt ons
inziens dat artikel 1.1 onder b 6e niet van toepassing is bij een
organisatiewijziging. Immers bij een organisatiewijziging is van het neerleggen
van de functie geen sprake. De betreffende persoon blijft dezelfde functie
vervullen, echter de functie kwalificeert door de organisatiewijziging niet
meer als topfunctie.
In artikel 1.1, onderdeel b, onder 6°, WNT is geregeld
dat degene die een functie als topfunctionaris als bedoeld in artikel 1.1,
onderdeel b, onder 1° tot en met 5°, WNT heeft vervuld gedurende een periode
van ten minste twaalf kalendermaanden en die daarna bij dezelfde rechtspersoon
of instelling een dienstverband behoudt, aangemerkt blijft als topfunctionaris
voor een periode van vier jaar vanaf het tijdstip dat niet langer de (eerdere)
functie van topfunctionaris wordt vervuld. Dit, ongeacht de reden of oorzaak
waarom de (eerdere) functie van topfunctionaris niet langer wordt vervuld. De
bepaling is derhalve van toepassing als de betrokkene de functie van
topfunctionaris minstens twaalf kalendermaanden heeft vervuld en daarna een
functie vervult, blijft vervullen of (binnen een termijn van maximaal twaalf
kalendermaanden na beëindiging van de topfunctie) gaat vervullen waarin hij/zij
niet langer als topfunctionaris op grond van onder 1° tot en met 5° van
genoemde wetsbepaling wordt aangemerkt. Dat kan dus ook het geval zijn als de
functie van topfunctionaris komt te vervallen bij een organisatiewijziging, of
als die functie wat taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden betreft
zodanig wordt gewijzigd dat niet langer sprake is van een functie als
topfunctionaris in de zin van onder 1° tot en met 5°. Dat dit op het eerste
gezicht meer beperkt lijkt te worden uitgelegd in artikel 4a Beleidsregels WNT
2020 doet daaraan niet af. Naar aard en strekking kunnen beleidsregels immers
de reikwijdte, strekking of werking van een wettelijke bepaling van de WNT niet
beperken. Daarvoor ontbreekt in artikel 1.10 WNT een wettelijke grondslag. De
formulering "neerleggen van de functie" in artikel 4a Beleidsregels WNT 2020 is
dus niet bedoeld om de strekking en werking van artikel 1.1, onderdeel b, onder
6°, WNT te beperken of in te perken, en mag ook niet in die inperkende zin
worden gelezen of uitgelegd.