De casus betreft een onderzoeker (niet-topfunctionaris) die reeds in 2015 met pensioen is gegaan wegens het bereiken AOW gerechtigde leeftijd. De onderzoeker was gedurende het dienstverband betrokken bij een uitvinding. De onderzoeker heeft sinds zijn pensionering in 2015 een nul-aanstelling bij de WNT plichtige Instelling en ontvangt tot op heden jaarlijks een uitvindersuitbetaling (bruto uitbetaling verloond via de groene tabel). De bruto uitbetaling in 2020 is lager dan de maximale bezoldiging WNT ad 201K. Artikel 5A uitvoeringsregeling WNT verwoordt 'eenieder in dienstbetrekking'.
Vragen:
-Geldt 'eenieder in dienstbetrekking' ook voor voormalige niet-topfunctionarissen die nog steeds verloond jaarlijks een uitkering ontvangen ?
-De bruto uitbetaling in 2020 aan deze voormalige onderzoeker overschrijdt het bezoldigingsmaximum WNT ad 201K niet. Vervalt de publicatieverplichting van deze voormalige niet-topfunctionaris in 2020 hiermee ?
-Zou uw antwoord anders uitvallen indien de bruto uitbetaling het bezoldigingsmaximum ad 201K wel had overschreden ?
-Telt bij een nul-aanstelling van een voormalige niet-functionaris (en loon uit vroegere dienstbetrekking) ook een naar rato herrekening van de (0) fte ?
De laatste vraag is niet volledig weergegeven. Aanvullend:
- Dient bij een nul-aanstelling van een (voormalige) niet-topfunctionaris met loon uit vroegere dienstbetrekking een naar rato herrekening van de (nul) fte plaats te vinden in relatie tot de toetsing aan het WNT bezoldigingsmaximum ?
De WNT schrijft openbaarmaking van bezoldigingsgegevens
uitsluitend voor ten aanzien van niet-topfunctionarissen die in
dienstbetrekking werkzaam zijn bij de WNT-instelling en tevens een bezoldiging
ontvangen boven het normbedrag, bedoeld in artikel 2.3 WNT. In artikel 2
Uitvoeringsregeling WNT is nader bepaald wat in ieder geval wel en wat in ieder
geval niet als bezoldiging wordt beschouwd. Een vergoeding op basis van een
vergoedingsregeling in verband met de opbrengst uit octrooi (ofwel de door u
genoemde "uitvindersuitbetaling") behoort tot het loon uit dienstbetrekking
(zie bijv. de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 24 december
2019, gepubliceerd onder ECLI:NL:GHARL:2019:11014) en telt derhalve als
bezoldiging in de zin van de WNT.
De omvang van de dienstbetrekking in uren is daarbij niet
relevant: ook een dienstbetrekking waarbij sprake is van bijvoorbeeld een
nulurencontract telt als dienstbetrekking in de zin van de WNT; de
deeltijdfactor dient in dat geval op basis van het feitelijk aantal gewerkte
uren op jaarbasis te worden bepaald voor de toets aan het normbedrag.
Evenmin bepalend is de leeftijd van de niet-topfunctionaris:
ook een niet-topfunctionaris die ouder is dan de pensioengerechtigde leeftijd die
in een dienstbetrekking werkzaam is bij een WNT-instelling met een bezoldiging
boven het normbedrag moet voor de WNT verantwoord worden. Zijn of haar pensioen
(AOW en/of aanvullend pensioen) telt niet als bezoldiging in de zin van de WNT.
De openbaarmakingsplicht geldt niet ten aanzien van
niet-topfunctionarissen:
- in dienstbetrekking met een bezoldiging lager
dan het normbedrag;
- zonder dienstbetrekking met een bezoldiging
lager dan het normbedrag;
-
zonder dienstbetrekking met een bezoldiging
hoger dan het normbedrag.
Uit de reactie begrijpen we het standpunt ingeval
sprake is van een 0 urencontract.
Hoe pakt het voor de WNT uit ingeval er géén
sprake is van een privaat- of publiekrechtelijke dienstbetrekking (met
bijbehorende contract/aanstelling) en er géén werkzaamheden meer worden
verricht, maar de betrokken functionaris voor zijn uitvindersloon wel
kwalificeert als werknemer in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 (art.
2 lid 1) en derhalve de uitvindersloon verloond wordt.
Kom je in een dergelijk
geval, ondanks het ontbreken van een dienstbetrekking (in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964), nog toe aan de
openbaarmakingsverplichting van art. 5a Uitvoeringsregeling WNT.
Wij gaan ervan uit dat uw vervolgvraag nog steeds
betrekking heeft op de situatie van een niet-topfunctionaris. Een vergoeding op
basis van een vergoedingsregeling in verband met de opbrengst uit octrooi
(ofwel het "uitvindersloon") behoort, zoals gezegd, tot het loon uit
dienstbetrekking. Daarbij maakt het voor de Wet op de loonbelasting 1964 niet
uit of het om een tegenwoordige dan wel een vroegere dienstbetrekking gaat. Ook
loon uit een vroegere dienstbetrekking is in beginsel loon in de zin van de Wet
op de loonbelasting 1964. De WNT verstaat onder dienstbetrekking een echte of
fictieve dienstbetrekking of een daarmee gelijkgestelde arbeidsverhouding in de
zin van de Wet op de loonbelasting 1964 (artikel 1.1, onderdeel g, WNT). Gelet
op doel en strekking van de WNT geldt deze wet alleen voor tegenwoordige
dienstbetrekkingen en niet voor vroegere of voormalige dienstbetrekkingen van
niet-topfunctionarissen. De WNT legt uitsluitend openbaarmakingsverplichtingen
op ten aanzien van een niet-topfunctionaris in dienstbetrekking voor zover de
bezoldiging het grensbedrag overschrijdt in het betreffende kalenderjaar waarop
de WNT-verantwoording betrekking heeft. Na beëindiging van de dienstbetrekking
van een niet-topfunctionaris vervalt deze openbaarmakingsverplichting. Voor
zover er na beëindiging van de dienstbetrekking sprake is van (door)betaling
van het uitvindersloon aan een niet-topfunctionaris, hoeft deze bezoldiging
niet openbaar te worden gemaakt op grond van de WNT, ook niet ingeval deze
bezoldiging hoger is dan het grensbedrag van de WNT.