Ad 1. Nee, vanaf de 13e kalendermaand van het dienstverband mogen alleen de gefactureerde uren in het resterende deel van het kalenderjaar worden gedeeld door de productieve uren die gelden voor dat resterende deel. Als bijvoorbeeld de dertiende kalendermaand aanvangt op 1 april van het kalenderjaar, dan worden de uren vanaf 1 april in beschouwing genomen (zowel de gefactureerde als de productieve uren). De WNT maakt in zowel de normering als de verantwoording onderscheid tussen de eerste twaalf kalendermaanden van een dienstverband van een topfunctionaris zonder dienstbetrekking en de periode vanaf de dertiende kalendermaand van het dienstverband. Voor beide periodes geldt een andere normering, met andere uitgangspunten. Dit betekent onder andere dat arbeidsuren uit de eerst twaalf kalendermaanden buiten beschouwing (moeten) blijven voor de toets aan de normering vanaf de dertiende kalendermaand. De periode tot en met de twaalfde kalendermaand moet, uitgaande van het door het ministerie van BZK ter beschikking gestelde Verantwoordingsmodel WNT, in een andere tabel van dat model (te weten tabel 1a) worden verantwoord dan de periode vanaf de dertiende kalendermaand (te weten tabel 1).
Ad 2. Uw berekening van de deeltijdfactor is inderdaad onjuist. In uw berekening zet u namelijk de gewerkte uren in een periode van 23 kalenderdagen af tegen de productieve uren volgens het stappenplan op jaarbasis. Dat levert inderdaad een onjuiste uitkomst op. De productieve uren moeten daarentegen naar rato van de duur van het dienstverband in kalenderdagen worden gecorrigeerd. In uw voorbeeld moeten de 1566 productieve uren worden vermenigvuldigd met 23/365 kalenderdagen, wat resulteert in 98,679 productieve uren. Afgezet tegen 54 gewerkte uren, levert dit een deeltijdfactor op van (54/98,679 = ) 0,547 fte.
Het toepasselijke bezoldigingsmaximum wordt vervolgens bepaald door niet alleen te corrigeren voor de omvang van het dienstverband (de deeltijdfactor) maar ook voor de duur van het dienstverband. In geval van een dienstverband met een kortere duur dan een kalenderjaar, komen partijen geen bezoldiging overeen die meer bedraagt dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3, vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop het dienstverband betrekking heeft (in uw voorbeeld: 23 kalenderdagen) en gedeeld door 365. Dit is geregeld in artikel 2.1, derde lid, WNT. Op grond van artikel 2.1, vierde lid, WNT geldt het derde lid ook voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking vanaf de dertiende kalendermaand. Zie artikel 7, eerste lid, Beleidsregels WNT 2022 voor de wijze waarop het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum moet worden vastgesteld voor een topfunctionaris met dienstbetrekking en voor een topfunctionaris zonder dienstbetrekking vanaf de dertiende kalendermaand.
Voor zover een topfunctionaris zonder dienstbetrekking op enig moment gedurende een kalenderjaar overstapt naar de WNT-instelling om daar werkzaam te zijn als topfunctionaris in dienstbetrekking, wordt de periode zonder dienstbetrekking voor de WNT apart verantwoord van de periode met dienstbetrekking (dit volgt uit artikel 5, vierde lid, Uitvoeringsregeling WNT).