De hoofdregel voor toerekening van een bezoldigingscomponent
aan een kalenderjaar is vastgelegd in artikel 3, eerste lid,
Uitvoeringsregeling WNT: "Een component van de bezoldiging wordt toegerekend
aan de bezoldiging van het kalenderjaar waarin deze component in de
salarisadministratie wordt verwerkt of, indien de component niet in de
salarisadministratie wordt opgenomen, in het jaar waarin de component ten laste
van het resultaat van de rechtspersoon of instelling komt."
Hierop is de volgende uitzondering geformuleerd in artikel
3, tweede lid, Uitvoeringsregeling WNT: "Voor de toetsing aan het toepasselijk
bezoldigingsmaximum kan, in afwijking van het eerste lid, een component van de
bezoldiging die betrekking heeft op een eerder kalenderjaar dan waarin deze in
de salarisadministratie wordt verwerkt, onderscheidenlijk ten laste van het
resultaat van de rechtspersoon of instelling komt, toegerekend worden aan het
kalenderjaar waarop deze betrekking heeft." Deze bepaling is van toepassing
indien sprake is van uitbetaling van een bezoldigingscomponent in een later
kalenderjaar dan het kalenderjaar waarin deze is opgebouwd of waarin het recht
daarop is ontstaan. Voor deze uitzondering geldt wel de voorwaarde dat in het
eerdere kalenderjaar waaraan wordt toegerekend nog voldoende ruimte resteert in
de toepasselijke WNT-norm om de overschrijding uit een later kalenderjaar
daarbinnen "op te vangen". Als die ruimte ontbreekt, kan de component niet aan
dat eerdere kalenderjaar worden toegerekend en moet deze dus aan het
kalenderjaar worden toegerekend waarin de vergoeding in de salarisadministratie
is verwerkt dan wel ten laste van het resultaat van de WNT-instelling is
gekomen.