Berekening afbouw n.a.v. Beleidsregels WNT 2018
Geachte heer, mevrouw,
De door het overgangsrecht gerespecteerde verhogingen
zijn (vrijwillig) niet toegepast in onze instelling. Op grond van van
art. 11, lid 5 van Beleidsregels WNT 2018 wordt dit als een vrijwillige
wijziging aangemerkt.
Het uitgangspunt voor de berekening van de afbouw is, volgens art. 11a, lid
2, de hoogste bezoldiging die in de 5 jaar voorafgaand
aan het eerste jaar afbouwjaar werd genoten. De toelichting daarentegen
geeft het volgende aan: Om het hieruit voortvloeiende extra nadeel in hun
inkomen te voorkomen en daarmee een belemmering voor vrijwillige wijziging weg
te nemen, is het gewenst dat de afbouw voor deze topfunctionarissen niet op het
gewijzigde niveau begint, maar op het niveau dat gegolden zou hebben als
zij de bezoldiging niet vrijwillig hadden gewijzigd (ofwel de bezoldiging
waarop zij recht hadden). Hier wordt niet meer gesproken over de
genoten bezoldiging, maar over de bezoldiging die gegolden zou hebben.
Mijn vraag is dan ook welk uitgangspunt mogen we hanteren voor de berekening van de afbouw? Logischerwijs neig ik naar het uitgangspunt zoals in de toelichting gedefinieerd is. Het afzien van de verhogingen heeft tot gevolg dat de bezoldiging in de jaren voorafgaand aan de afbouwperiode gelijk is gebleven; de bezoldiging is immers niet verhoogd. Uitgaan van de werkelijke genoten bezoldiging, betekent dat de berekening van de afbouw ongewijzigd blijft. Echter benadrukt de toelichting dat de bedoeling van art. 11a is de nadelige gevolgen van het overgangsrecht weg te nemen voor gevallen waarin sprake is van vrijwillige wijziging. Top functionarissen die hun bezoldiging vrijwillig hebben gewijzigd zouden immers sneller moeten afbouwen dan hun collega’s die hun bezoldig niet vrijwillig gewijzigd hebben.
In afwachting op uw reactie.
Bij voorbaat dank!
Reacties
De kern van artikel 11a Beleidsregels WNT 2018 is dat in het geval van vrijwillige wijziging van de bezoldiging voor het startpunt van de afbouw mag worden uitgegaan van de hoogste genoten bezoldiging in de vijf jaren voorafgaand aan het eerste afbouwjaar, in plaats van de genoten bezoldiging in het jaar voorafgaand aan het eerste afbouwjaar. In het voorbeeld in de toelichting bij de Beleidsregels WNT 2018 is die hoogst genoten bezoldiging € 220.000. Dat bedrag mag als startpunt worden gebruikt voor berekening van de afbouw, in plaats van € 208.000, de bezoldiging in het jaar voorafgaand aan het eerste afbouwjaar. In de toelichting bij de beleidsregels wordt in plaats van de ‘hoogste genoten van de bezoldigingen die in enig van de vijf jaren voorafgaand aan het eerste afbouwjaar’ ook wel gesproken over ‘het bezoldigingsniveau dat gegolden zou hebben als de topfunctionaris de bezoldiging niet vrijwillig had gewijzigd’. Daarmee wordt hetzelfde bedoeld: als de topfunctionaris niet vrijwillig had gewijzigd, was de afbouw gestart vanaf de hoogst genoten bezoldiging in de vijf jaar voorafgaand aan het eerste afbouwjaar ofwel de € 220.000 uit het voorbeeld.