Berekening bezoldigingsmaximum tijdens behoudperiode
Discussie gestart door
H78 .
Vanuit het Ministerie van BZK is in een eerder stadium aangegeven dat voor de berekening van het bezoldigingsmaximum onder het overgangsrecht niet altijd hoeft te worden uitgegaan van de gewerkte dagen maar ook mag worden gerekend met de gewerkte maanden. Dit om onbedoelde onverschuldigde betalingen te voorkomen.
Een simpel voorbeeld
- stel de bezoldiging die gedoogd wordt onder het overgangsrecht bedraagt EUR 240.000
- werknemer heeft dus een aanspraak van EUR 20.000 per maand
- stel dat de werknemer op 28 februari 2018 uit dienst treed
- op basis van de dagensystematiek geldt dan een maximum van (59/365 * 240.000) EUR 38.795 hetgeen zou leiden tot een onverschuldigde betaling aangezien de bezoldiging EUR 40.000 bedraagt
- Het Ministerie van BZK heeft aangegeven dat het recht mag worden berekend op basis van de gewerkte maanden waarmee de onverschuldigde betaling wordt voorkomen
Voor de afbouwfase binnen het overgangsrecht is hier nog geen eenduidig antwoord op gegeven maar gezien de achtergrond van de goedkeuring komen wij tot de conclusie dat deze systematiek ook tijdens de afbouwperiode kan worden gehanteerd.
Graag vernemen wij of het Ministerie van BZK deze mening onderschrijft?
Deze discussie is gesloten.
Reacties
De door u beschreven berekening van het bezoldigingsmaximum onder het overgangsrecht is niet de correcte wijze van berekening. De WNT bepaalt dat het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum naar rato dient te worden berekend. In de Beleidsregels WNT wordt ter verduidelijking uitgewerkt hoe deze berekening dient plaats te vinden. Hierbij is het aantal kalenderdagen vanaf aanvang tot en met het einde van de functievervulling wél het uitgangspunt en zodoende leidend. Deze berekeningswijze geldt tijdens de functievervulling, tijdens de behoudperiode onder het overgangsrecht én tijdens de afbouwperiode.