Terugwerkende kracht voor de regels inzake afkoop van vakantiedagen

Discussie gestart door ERHERH .
Begonnen op . Geplaatst in categorie: Overgangsrecht.

Geachte heer, mevrouw,

 

Graag zou ik u een vraag voorleggen met betrekking tot de per 1 januari 2019 ingevoerde regelingen inzake de uitbetaling van vakantiedagen bij het einde van het dienstverband.

 

In artikel 2 lid 2 onder i Uitvoeringsregeling WNT is met ingang van 1 januari 2019 een bepaling opgenomen inzake de kwalificatie van de afkoopsom voor vakantiedagen bij het einde van het dienstverband. In de Staatscourant waarin deze bepaling is gepubliceerd, is voor enkele bepalingen terugwerkende kracht verleend, maar niet voor deze bepaling.

 

In artikel 11 lid 3 Beleidsregels WNT is met ingang van 1 januari 2019 een bepaling opgenomen inzake het overgangsrecht voor de afkoopsom van vakantiedagen bij het einde van het dienstverband. In de Staatscourant waarin deze bepaling is opgenomen is geheel geen terugwerkende kracht verleend.

 

Beide bepalingen zijn in werking getreden per 1 januari 2019. Dit betekent dat indien een topfunctionaris in 2018 een beëindigingsafspraak heeft gemaakt, waarbij de einddatum en eindafrekening in december 2018 zijn gelegen, de bezoldiging alsook het overgangsrecht op basis van het juridische kader van 2018 getoetst dienen te worden. In dat geval mogen de nieuwe bepalingen inzake de afkoop van vakantiedagen formeel niet worden toegepast. Indien dezelfde topfunctionaris een einddatum en eindafrekening heeft in januari 2019, mogen de nieuwe bepalingen wel worden toegepast.

 

Dit onderscheid lijkt een onwenselijke uitkomst met zich te brengen, mede gezien de toelichting bij beide bepalingen.

 

Kunt u aangeven of deze beide genoemde bepalingen inzake de uitbetaling van vakantiedagen bij het einde van het dienstverband ook ten aanzien van voorgaande jaren, bijvoorbeeld toetsing van de WNT voor de jaarrekening 2018, toegepast mogen worden hoewel de bepalingen formeel in werking zijn getreden per 1 januari 2019?

 

Reacties

  • De reactie van HelpdeskWNTHelpdeskWNT .
    Lid van de Redactie Min. BZKArray Reactie geschreven op .

    De nieuwe bepaling inzake afkoop van vakantiedagen zoals geregeld in artikel 2 lid 2 onder i van de Uitvoeringsregeling WNT geldt voor beëindigingen van dienstverbanden op of na 1 januari 2019. Er is geen terugwerkende kracht aan deze bepaling verleend en derhalve mag deze bepaling niet ten aanzien van voorgaande jaren toegepast worden.

    Artikel 11 lid 3 Beleidsregels WNT is in casu niet van toepassing, aangezien de behoudperiode ingevolge het overgangsrecht al is verstreken (2013 tot 2017).

  • De reactie van ERHERH .
    Reactie geschreven op .

    Geachte heer, mevrouw,

    U geeft aan dat artikel 11 lid 3 Beleidsregels WNT 2019 in casu niet aan de orde is, omdat de behoudperiod (2013 tot 2017) al is verstreken. Ik kan deze verwijzing naar de behoudperiode 2013 - 2017 niet plaatsen in de tekst en/of toelichting van artikel 11 lid Beleidsregels WNT 2019.

    In artikel 11 lid 3 Beleidsregels WNT is kortweg opgenomen dat de verhoging van de bezoldiging onder het overgangsrecht is toegestaan, indien de bezoldigingsafspraken voor 2013 zijn gemaakt. Hier is geen voorbehoud gemaakt dat dit overgangsrecht slechts voor vier jaar geldt vanaf inwerkingtreding van de WNT (zoals bijvoorbeeld in artikel 7.3 lid 6 WNT ten aanzien van uitkeringen wegens beeindiging van het dienstverband). 

    In de toelichting (Stcrt 2018/65117) bij artikel 11 lid 3 Beleidsregels WNT is bovendien opgenomen: Betrokkene had op grond van die bepaling immers uitzicht op een uitbetaling van resterende, niet-opgenomen en niet-vervallen of niet-verjaarde vakantiedagen of -uren, zonder maximering op grond van de WNT. Dat uitzicht dient op grond van het WNT-overgangsrecht (artikel 7.3, eerste of vierde lid, WNT en artikel 11, eerste en tweede lid, van deze beleidsregels) wel te worden beschermd, ook in gevallen die vóór de onderhavige wijziging naar voren zijn gekomen, op voorwaarde dat er geen andere redenen zijn voor beëindiging van het overgangsrecht.

    Ik begrijp hieruit dat artikel 11 lid 3 Beleidsregels WNT van toepassing is, zolang de behoudperiode van artikel 7.3 lid 1 dan wel lid 4 WNT nog niet is verstreken.

    Concreet: op het moment dat een topfunctionaris ruim voor 2013 bezoldigingsafspraken heeft gemaakt, vervolgens per 1 januari 2016 onder het overgangsrecht van artikel 7.3 lid 4 WNT is komen te vallen en in 2018 uit dienst treedt waarbij in 2018 een eindafrekening van openstaande vakantiedagen plaatsvindt, valt de verhoging van de bezoldiging als gevolg van deze uitbetaling van vakantiedagen onder het overgangsrecht en is de verhoging toegestaan op grond van artikel 11 lid 3 Beledisregels WNT.

    Onderschrijft u deze uitleg?

  • De reactie van HelpdeskWNTHelpdeskWNT .
    Lid van de Redactie Min. BZKArray Reactie geschreven op .
    Wij onderschrijven deze uitleg, voor zover de bezoldigingsafspraken vóór 2013 zijn gemaakt en het overgangsrecht daadwerkelijk van toepassing is.
Deze discussie is gesloten.