Bepaling omvang dienstverband en normbedrag topfunctionaris zonder dienstbetrekking
In deze casus is sprake van het inhuren van een topfunctionaris in de zin van de WNT in 2018 en 2019. Voor 2018 is het model 1b gehanteerd en voor boekjaar 2019 (vanaf start 13de maand) dient het reguliere verantwoordingsmodel 1a te worden toegepast.
De ingehuurde topfunctionaris wordt bezoldigd op basis van de
daadwerkelijk gerealiseerde en gedeclareerde uren. In de inhuurovereenkomst
wordt niet expliciet gesproken van een deeltijdfactor en er zijn geen vaste uren afgesproken. De enige afspraak is: de topfunctionaris kan maximaal 32 uren per week kan worden
ingezet. Een voltijds werkweek bij de betreffende organisatie is 36 uur.
De looptijd van de inhuurovereenkomst is t/m augustus 2019. De topfunctionaris heeft echter tot en met juni 2019 daadwerkelijk uren gemaakt en gedeclareerd. Daarna is een andere topfunctionaris aangesteld.
Hoe dient voor de ingehuurde topfunctionaris in tabel 1a de omvang van dienstverband als deeltijdfactor in fte bepaald te worden? Hoe dient het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum bepaald te worden?Wij vinden in het controleprotocol 2019 de volgende passage:
De accountant controleert de juistheid van de omvang van het dienstverband, ofwel de deeltijdfactor in fte, van iedere leidinggevende topfunctionaris zonder (fictieve) dienstbetrekking vanaf de 13e maand waarin de topfunctie wordt vervuld en van iedere topfunctionaris zonder topfunctie zonder (fictieve) dienstbetrekking aan de hand van de voor deze functie met betrekking tot het kalenderjaar gedeclareerde uren en het aantal uren bij een voor de instelling gebruikelijk voltijds dienstverband.
Daarbij wordt met een voetnoot '6' verwezen naar een "Stappenplan indien de deeltijdfactor niet is vastgelegd"
Wij vinden dit stappenplan op de WNT pagina vanaf boekjaar 2020.
https://www.topinkomens.nl/documenten/vragen-en-antwoorden/stappenplan-indien-de-deeltijdfactor-niet-is-vastgelegd-voor-een-topfunctionaris-zonder-dienstbetrekking-vanaf-boekjaar-2020
vragen:
- Moeten wij dit stappenplan in de betreffende casus gebruiken?
- Indien ja, hoe dient in dit geval de deeltijdfactor exact bepaald te worden?
Interpreteren wij het juist door het als volgt te doen:
A / B * C, waarbij
(A) daadwerkelijk aantal gerealiseerde uren
(B) het aantal productieve uren bij een 36-urige voltijds werkweek (1.364 uur voor 2019 - gebaseerd op 1440 voor 38 uur)
(C) aantal maanden gewerkt (in dit geval 6) gedeeld door 12 maanden
Reacties
Bij topfunctionarissen die anders dan op grond van een dienstbetrekking werkzaam zijn, is de deeltijdfactor relevant vanaf de dertiende kalendermaand. Indien er geen deeltijdfactor is vastgelegd, kan de deeltijdfactor inderdaad worden bepaald aan de hand van het stappenplan zoals door BZK is opgesteld: https://www.topinkomens.nl/vraag-antwoord/vraag-en-antwoord/stappenplan-indien-de-deeltijdfactor-niet-is-vastgelegd-voor-een-topfunctionaris-zonder-dienstbetrekking-vanaf-boekjaar-2020. Let bij het stappenplan wel op het volgende: Tot en met boekjaar 2019 wordt gerekend met 1440 productieve uren bij een 38-urige voltijds werkweek.
In beginsel berekent u de deeltijdfactor indien deze niet is vastgelegd als volgt: deel het aantal productieve (over het algemeen zijn dit de gedeclareerde uren) uren door het gebruikelijke aantal uren voor een voltijds dienstbetrekking. Hierbij dient voor de bepaling van het aantal uren voor een voltijds dienstverband gerekend te worden met de norm voor productieve uren. Zoals hierboven gezegd wordt tot en met boekjaar 2019 gerekend met als norm 1440 productieve uren bij een 38-urige voltijds werkweek.
Vervolgens dient u het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum als volgt te berekenen:
https://www.topinkomens.nl/vraag-antwoord/vraag-en-antwoord/hoe-wordt-het-individueel-toepasselijk-bezoldigingsmaximum-bepaald
Het aantal kalenderdagen dient u dus bij de berekening van het bezoldigingsmaximum te betrekken en niet het aantal maanden zoals u hierboven lijkt te doen.