Verantwoording gelieerde instellingen
Naar van het antwoord d.d. 22 april 2020 op de vraag van 17 april 2020 met bovenvermeld kenmerk resteren nog een aantal onduidelijkheden.
De casus is dat na eliminatie van dubbeltellingen toch nog sprake is van onverschuldigde betaling (bijv. omdat de bezoldiging bij de ter beschikking stellende derde plus de bezoldiging bij de WNT-instelling tezamen boven het instellingsmaximum uitkomt, ook na eliminatie van dubbeltellingen), terwijl (2) de ter beschikking stellende derde een gelieerde rechtspersoon van de WNT-instelling is en niet een onafhankelijke derde. De onverschuldigde betaling kan dan niet ongedaan worden bij de WNT instelling. Bij de WNT-instelling is alleen sprake van doorbelasting van kosten door de gelieerde instelling voor de functievervulling van leidinggevende topfunctionaris en niet van daadwerkelijk bezoldiging aan de topfunctionaris zelf. De doorbelaste kosten voor de functievervulling van leidinggevende topfunctionaris passen binnen het voor de leidinggevende topfunctionaris geldende individuele toepasselijk bezoldigingsmaximum. Aanpassing van de doorbelaste kosten leiden door de eliminatie van deze kosten niet tot een verlaging van de bezoldiging bij de gelieerde instelling.
Bovenstaande resulteert in:
1. WNT instelling, tabel 1a: de bezoldiging van de leidinggevende topfunctionaris zonder dienstbetrekking past binnen in het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum (gebaseerd op het voor de WNT instelling geldende bezoldigingsmaximum rekening houdend met deeltijdfactor)
2. Op basis van de toets (artikel 2.1 lid 5 en artikel 3.1 lid 6) van het totaal van de bezoldiging van alle functies van de topfunctionaris bij de WNT-instelling plus de bezoldiging bij die gelieerde rechtspersoon, rekening houdend met de in het antwoord genoemde eliminatie van de doorbelaste kosten/ dubbeltellingen, aan het voor de instelling geldende WNT-maximum bij een voljaars, voltijds functievervulling, blijkt dat het totaal van de bezoldiging (feitelijke bezoldiging van de topfunctionaris bij de gelieerde instellingen) hoger is dan het voor de WNT instelling geldende bezoldigingsmaximum
3. Er wordt derhalve niet voldaan artikel 2.1 lid 5 en artikel 3.1 lid 6
Op grond hiervan resteren de volgende vragen:
a. Is sprake van een onverschuldigde betaling, wanneer de feitelijke bezoldiging bij de gelieerde instelling hoger is dan het voor de WNT instelling geldende bezoldigingsmaximum? Indien u van mening bent dat dit het geval is vernemen wij graag op welke wetsbepaling dit is gebaseerd, omdat:
i) De WNT bezoldiging voor functievervulling van leidinggevende topfunctionaris zonder dienstbetrekking bij WNT instelling binnen het individueel bezoldigingsmaximum past, en;
ii) De bezoldiging van de betreffende topfunctionaris bij de gelieerde instelling weliswaar hoger is dan het voor de WNT instelling geldende bezoldigingsmaximum, echter de gelieerde instelling valt niet onder de reikwijdte van de WNT.
b. Is het op grond van de geldende regelgeving zo dat – ingeval van een onverschuldigde betaling – dit in de WNT verantwoording van de WNT instelling moet worden toegelicht?
c. Ingeval de onverschuldigde betaling niet is terugbetaald (dit zal waarschijnlijk het geval zijn, immers dit kan niet door de WNT instelling worden geëist en ook niet door de gelieerde instelling die valt immers niet onder de reikwijdte van de WNT) leidt dit dan tot een meldplicht door de accountant?
Reacties
Naar aanleiding van uw (vervolg)vragen zetten wij allereerst het wettelijk kader rondom gelieerdheid (artikel 2.1, vijfde lid, eerste volzin, WNT) nader uiteen. We geven antwoord op de volgende vragen:
- Wat
houdt de norm bij gelieerdheid in?
- Wie
kan daarop worden aangesproken?
- Op wie
rust de verplichting tot ongedaan making van eventuele overtredingen van deze
norm?
- Hoe
wordt gehandhaafd?
- Op wie
rust de openbaarmakingsverplichting?
Vervolgens geven wij vanuit dit wettelijk kader antwoord op uw vragen.Wettelijk kader gelieerdheid (artikel 2.1, vijfde lid, eerste volzin, WNT)
Wat houdt de norm bij gelieerdheid in?
De WNT draagt (in artikel 2.1, vijfde lid, eerste volzin, WNT) de topfunctionaris, de verantwoordelijke van de WNT-instelling en de verantwoordelijke van de gelieerde rechtspersoon op om er gezamenlijk voor te zorgen dat de bezoldiging van de topfunctionaris bij de WNT-instelling en bij de gelieerde rechtspersoon in totaliteit (bij elkaar opgeteld) niet boven het algemene bezoldigingsmaximum (artikel 2.3, eerste lid, WNT) uitkomt. Het gebod van artikel 2.1, vijfde lid, eerste volzin, WNT richt zich derhalve ook tot de gelieerde rechtspersoon.
Tevens mag de bezoldiging bij de WNT-instelling, op grond van artikel 2.3, eerste lid, WNT in combinatie met artikel 2.1, tweede en derde lid, WNT, niet hoger zijn dan toegestaan op grond van het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum (d.w.z. na correctie voor omvang en duur van het dienstverband bij de WNT-instelling).
Op grond van artikel 2.1, vijfde lid, eerste volzin, WNT is derhalve sprake van een dubbele toets van de bezoldiging bij gelieerdheid.
Zie ook artikel 8, eerste en vierde lid, van de Beleidsregels WNT 2020 en deze Q&A op de website topinkomens.nl: https://www.topinkomens.nl/vraag-antwoord/vraag-en-antwoord/moet-voor-de-toetsing-aan-het-bezoldigingsmaximum-de-bezoldiging-worden-meegeteld-uit-functies-van-de-topfunctionaris-bij-andere-organisaties-die-niet-onder-de-wnt-vallen.
Wie kan erop worden aangesproken en op wie rust de plicht tot ongedaan making?
Het antwoord op de vraag op wie de verplichtingen van de WNT rusten en wie daarop kan worden aangesproken door de verantwoordelijke minister in het kader van handhaving, hangt af van waar de onverschuldigde betaling is ontstaan: bij de WNT-instelling of bij de gelieerde rechtspersoon.
Situatie 1: onverschuldigde betaling ontstaan bij WNT-instelling
Indien de afgesproken en/of betaalde bezoldiging bij de WNT-instelling hoger is dan toegestaan op grond van het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum en deze overschrijding niet gerechtvaardigd is op grond van de WNT, is op grond van artikel 1.6, eerste lid, WNT het meerdere onverschuldigd afgesproken en/of betaald.
De verplichting tot correctie van de bezoldigingsafspraken en tot ongedaan making van de onverschuldigde betaling[1] ligt in situatie 1 bij:
De verantwoordelijke minister kan dit door middel van handhaving op basis van de artikelen 5.4 en 5.5 WNT, zo nodig, afdwingen ten aanzien van deze drie partijen. Voor de duidelijkheid merken wij op dat deze verplichtingen en handhavingsmiddelen ook gelden ten aanzien van een gelieerde rechtspersoon, voor zover die als ter beschikking stellende derde en dus als partij als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel c, WNT optreedt.
Situatie 2: onverschuldigde betaling ontstaan bij gelieerde rechtspersoon
Indien de afgesproken en/of betaalde bezoldiging bij de gelieerde rechtspersoon, in combinatie met de bezoldiging bij de WNT-instelling, hoger is dan toegestaan op grond van het algemene bezoldigingsmaximum van artikel 2.3, eerste lid, WNT en deze overschrijding niet gerechtvaardigd is op grond van de WNT, maar de bezoldiging bij de WNT-instelling is zelf niet hoger dan toegestaan op grond van het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum, dan is op grond van artikel 1.6, eerste lid, WNT het meerdere eveneens onverschuldigd afgesproken en/of betaald.
De verplichting tot correctie van de bezoldigingsafspraken ligt in situatie 2 bij:
De verplichting tot ongedaan making van de onverschuldigde betaling ligt in situatie 2 bij:
Situatie 2 lijkt aan de orde in de forumvraag en daarom gaan we hierna uitgebreid in op de middelen en mogelijkheden tot handhaving vanuit de verantwoordelijke minister in die situatie.
(Er is nog een derde situatie mogelijk, waar we hier niet apart op in gaan, namelijk de situatie dat de overschrijding tegelijkertijd bij de WNT-instelling en bij de gelieerde rechtspersoon optreedt. In een dergelijk geval is een combinatie van de aanpak van situatie 1 en van situatie 2 aan de orde.)
Hoe wordt gehandhaafd in situatie 2?
Over het in de WNT opgenomen stelsel van handhaving (artikelen 5.4 en 5.5 WNT) bij overtreding van artikel 2.1, vijfde lid, eerste volzin, WNT kan voor wat situatie 2 betreft het volgende in algemene zin worden opgemerkt.
Bij een geconstateerde onrechtmatige bezoldiging als bedoeld in die bepaling zal de verantwoordelijke minister in situatie 2 eerst een waarschuwing aan de betrokken verantwoordelijken afgeven: de topfunctionaris, de verantwoordelijke van de WNT-instelling en de verantwoordelijke van de gelieerde rechtspersoon. Zij zijn immers gezamenlijk verantwoordelijk voor de gemaakte bezoldigingsafspraken in situatie 2.
Wordt de bedoelde overtreding niet ongedaan gemaakt, dan zal aan partijen[4] een last onder dwangsom worden opgelegd door de verantwoordelijke minister[5]. Partijen verbeuren de dwangsom als zij de onrechtmatige afspraken en/of betalingen niet binnen een in de last genoemde termijn ongedaan maken.
Als de onrechtmatige betaling na de in de last genoemde termijn nog niet ongedaan gemaakt is, zullen deze bedragen door de minister in situatie 2 worden opgeëist bij de topfunctionaris[6]. Dit geldt dus ook voor bezoldiging die door de gelieerde rechtspersoon is betaald aan de topfunctionaris. Deze maatregel (van opeising) kan worden gezien als een vorm van bestuursdwang, die in dat stadium als enige mogelijkheid resteert om de overtreding ongedaan te maken. Het aldus opgeëiste bedrag komt op grond van artikel 5.5 WNT toe aan de Staat. Restitutie van het opgeëiste bedrag aan de gelieerde rechtspersoon is niet doelmatig. Het gaat immers om een gelieerde rechtspersoon die het verzoek van de minister tot terugvordering bij de topfunctionaris al heeft geweigerd of genegeerd, en daarmee volhardt in de onrechtmatige betaling. De gelieerde rechtspersoon heeft als het ware te kennen gegeven de onrechtmatige betaling te hebben prijsgegeven. Bij restitutie zou de gelieerde rechtspersoon (in situatie 2) vrij eenvoudig het door de minister opgeëiste bedrag weer kunnen uitbetalen aan de ter beschikking stellende derde respectievelijk topfunctionaris. In veel gevallen heeft de topfunctionaris als bestuurder invloed op de beslissingen van de gelieerde rechtspersoon, dus ook in het concrete geval van die betaling. Bij restitutie staat derhalve onvoldoende vast dat de overtreding wordt beëindigd door de opeising van het bedrag. Daarmee, mede gelet op de kansen die de gelieerde rechtspersoon in die fase heeft gehad om de betaling terug te ontvangen, is gerechtvaardigd dat de opgeëiste bedragen niet worden gerestitueerd aan de betrokken gelieerde rechtspersoon.
Op wie rust de openbaarmakingsplicht?
De verplichting tot openbaarmaking van de (al dan niet gerechtvaardigde) overschrijding[7] van de norm van artikel 2.1, vijfde lid, eerste volzin, WNT rust in zowel situatie 1 als situatie 2 op de WNT-instelling, niet op de gelieerde rechtspersoon[8]. De meldplicht van de accountant op grond van artikel 5.2 WNT betreffende een eventuele onverschuldigde betaling of eventuele ontbrekende gegevens in de WNT-verantwoording is ook in deze situatie van kracht.
Beantwoording van uw vervolgvragen van 25 mei 2020
Ad vraag a: er is inderdaad sprake van een op grond van artikel 2.1, vijfde lid, eerste volzin, WNT in combinatie met artikel 1.6, eerste lid, WNT onverschuldigd afgesproken en/of betaalde bezoldiging bij de gelieerde rechtspersoon. Het feit dat de (verantwoordelijke van de) gelieerde rechtspersoon als werkgever van de werknemer/topfunctionaris formeel geen partij als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel c, WNT is, doet hieraan niet af. Het gebod in artikel 2.1, vijfde lid, eerste volzin, WNT richt zich immers ook tot de (verantwoordelijke van de) gelieerde rechtspersoon. De verantwoordelijke minister kan tegen deze overtreding, op grond van de artikelen 5.4 en 5.5 WNT, tegen de topfunctionaris optreden en, indirect, tegen de gelieerde rechtspersoon door het niet restitueren van bij de topfunctionaris opgeëiste bedragen. Door geen gehoor te geven aan de oproep van de verantwoordelijke minister tot het ongedaan maken van de overtreding, heeft de verantwoordelijke van de gelieerde rechtspersoon de aan de topfunctionaris betaalde en bij de topfunctionaris opgeëiste bedragen verbeurd.
Ad vraag b: een overschrijding van het in artikel 2.1, vijfde lid, eerste volzin, WNT bedoelde maximum en de reden waarom die overschrijding al dan niet is toegestaan, moeten inderdaad worden verantwoord, door de WNT-instelling, ook ingeval die de bezoldiging bij de gelieerde rechtspersoon betreft. De WNT-instelling moet in de WNT-verantwoording tevens elke vordering wegens een onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 1.6 WNT die niet volledig is terugbetaald voordat het financieel verslaggevingsdocument is vastgesteld, vermelden en toelichten. Dit is geregeld in artikel 5, zesde lid, Uitvoeringsregeling WNT.
Ad vraag c: het antwoord op vraag c is ja.
[1] Op grond van artikel 1.6, eerste lid, WNT als partij als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel c, WNT zijn de onder 1-3 genoemde partijen verplicht om deze overtreding van de WNT ongedaan te maken.
[2] De ter beschikking stellende derde kan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn.
[3] De topfunctionaris is als partij als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel c, WNT, op grond van artikel 1.6, eerste lid, WNT verplicht om deze overtreding van de WNT ongedaan te maken. De WNT-instelling is partij in de zin van de WNT en kan op grond van medeverantwoordelijkheid voor de gemaakte bezoldigingsafspraken worden aangesproken op acties en maatregelen die wel of niet zijn ondernomen om bedoelde overtreding te voorkomen dan wel ongedaan te (laten) maken door de topfunctionaris en/of de gelieerde rechtspersoon. De (verantwoordelijke van de) gelieerde rechtspersoon wordt op grond van artikel 1.1, onderdeel c, WNT niet beschouwd als partij en artikel 1.6 WNT geldt derhalve niet voor de gelieerde rechtspersoon.
[4] Voor zover zij partij zijn als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel c, WNT.
[5] Artikel 5.4 WNT.
[6] Artikel 5.5 WNT.
[7] Van artikel 2.1, vijfde lid, eerste volzin, WNT.
[8] Zie artikel 5, zesde lid, Uitvoeringregeling WNT.