overgangsrecht 2015 en verlaging maximum per 1-1-21 door Regeling OCW-sectoren

Discussie gestart door BuckdeBoerBuckdeBoer .
Begonnen op . Geplaatst in categorie: Overgangsrecht.

Goedemiddag,
Hoe de versnelde afbouw onder overgangsrecht moet worden ingezet, is mij niet duidelijk : stel iemand valt onder overgangsrecht WNT-2 (vanaf 1 januari 2015), en moet per 31 december 2021 op maximum WNT-2 zitten. Nu is per 1 januari 2021 de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren ingevoerd met een verlaagd WNT-maximum. Omdat deze topfunctionaris al onder een afbouwregeling valt, geldt versnelde afbouw (de eerste 4 jaar doorbetalen op oude niveau mag dan niet meer). 

Maar geldt dan dat deze versnelde afbouw al per 1 januari 2021 moet ingaan en 3 jaar duurt (dus dan moet het salaris op het nieuwe verlaagde maximum zitten per 1 januari 2024) of gaat de afbouw dan na afloop van de WNT-2 afbouwperiode in, dus vanaf 1 januari 2022 (en moet het nieuwe lagere maximum per 1 januari 2025 zijn bereikt)? Of geldt als versnelde afbouw de begindatum van het oude overgangsrecht en moet het nieuwe verlaagde maximum dus uiterlijk eind dit jaar bereikt zijn?
Dank vast voor uw reactie.
Buck de Boer


Reacties

  • De reactie van HelpdeskWNTHelpdeskWNT .
    Lid van de Redactie Min. BZKArray Reactie geschreven op .

    De WNT-2 luidt officieel: de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT. De Regeling normering topinkomens OCW-sectoren is gebaseerd op artikel 2.6, eerste lid, WNT. In paragraaf 2c van de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren is per 1 januari 2021 een verlaagd bezoldigingsmaximum voor bepaalde mediainstellingen ingevoerd (Stcrt. 2020, 61329). Wij nemen aan dat uw vraag daarop betrekking heeft.

    In artikel 7.3, vierde lid, WNT is ten aanzien van het overgangsrecht het volgende bepaald: “Indien de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT in werking treedt of toepassing wordt gegeven aan artikel 2.6, eerste lid, artikel 2.7, tweede lid, artikel 2.8, artikel 3.4, tweede lid, of artikel 3.5, is een tussen partijen overeengekomen bezoldiging die meer bedraagt dan het van toepassing zijnde bedrag, toegestaan, indien de overeenkomst is gesloten voorafgaand aan de inwerkingtreding van die wet of de ministeriële regeling, dan wel voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijziging van de bijlage bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d of e, of artikel 1.4, eerste lid, waardoor deze wet van toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon of instelling, voor ten hoogste vier jaar na inwerkingtreding van die wet of de ministeriële regeling dan wel de wijziging van de bijlage, tenzij op grond van het eerste tot en met vijfde lid reeds eerder een periode van ten hoogste vier jaar is aangevangen. De bezoldiging, bedoeld in de vorige volzin, wordt slechts verhoogd, indien deze verhoging en de wijze waarop deze wordt berekend voorafgaand aan de inwerkingtreding van die wet of de ministeriële regeling, dan wel voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijziging van de betreffende bijlage, tussen partijen zijn overeengekomen.(…)”

    De vet gedrukte tekst hierboven houdt in dat als er al sprake was van overgangsrecht op basis van artikel 7.3, vierde lid, WNT voordat op grond van de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren een verlaagd bezoldigingsmaximum is gaan gelden én de bezoldiging op 1 januari 2021 hoger is dan dat verlaagde maximum, er geen nieuwe periode van overgangsrecht kan aanvangen in verband met laatstgenoemde verlaging. Dus: er start op 1 januari 2021 geen nieuwe behoudperiode en ook geen nieuwe (of verlengde) afbouwperiode. Er kan immers slechts één keer sprake zijn van overgangsrecht.

    In artikel 7.3, achtste lid, WNT is verder het volgende bepaald: “Indien een in het eerste tot en met het vijfde lid bedoelde periode van vier jaar is verstreken, wordt de overeengekomen bezoldiging in een periode van drie jaar teruggebracht tot het voor de rechtspersoon of instelling geldende maximum. In het eerste jaar bedraagt de verlaging een vierde deel van het verschil tussen de bezoldiging die op grond van het eerste tot en met het vierde lid werd genoten en het geldende maximum. In het tweede jaar bedraagt de verlaging een derde deel van het verschil tussen de bezoldiging uit het eerste jaar en het geldende maximum. In het derde jaar bedraagt de verlaging een tweede deel van het verschil tussen de bezoldiging uit het tweede jaar en het geldende maximum. Een eventuele overeengekomen verhoging als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, blijft buiten toepassing.”

    Dit betekent dat de bezoldiging aan het einde van de afbouwperiode (dus na afloop van de drie afbouwjaren) niet hoger mag zijn dan het op dat moment geldende bezoldigingsmaximum (zie met name de vet gedrukte passage). Dat is dus niet (per se) het maximum van de WNT-2, zoals u veronderstelt. Uit uw vraagstelling menen wij te mogen afleiden dat de datum van afloop van de afbouwperiode 1 januari 2022 is. De bezoldiging mag op 1 januari 2022, zoals gezegd, dus niet hoger zijn dan het op die datum geldende bezoldigingsmaximum. Dat zal dus het verlaagde maximum op grond van de Regeling normering topinkomens OCW-sectoren zijn, voor zover dat maximum van toepassing is. Het is aan u om op basis van de beschikbare informatie te toetsen hoe de feiten en omstandigheden in een specifieke casus uitwerken. Min BZK doet geen uitspraken over specifieke casus op het forum.
  • De reactie van BuckdeBoerBuckdeBoer . LinkedIn profiel jurist
    Reactie geschreven op .
    Dank voor uw uitgebreide reactie. Het is mij duidelijk. Het komt er dus op neer dat nu in 1 jaar naar het nieuwe verlaagde maximum moet worden afgebouwd en dat niet alleen de 4 jaar behoud niet meer geldt, maar ook geen nieuwe afbouwperiode van 3 jaar afbouw mag worden toegepast als er een nieuw verlaagd maximum wordt doorgevoerd terwijl al overgangsrecht aan de orde is.
  • De reactie van HelpdeskWNTHelpdeskWNT .
    Lid van de Redactie Min. BZKArray Reactie geschreven op .
    Wij bevestigen uw conclusie.
Deze discussie is gesloten.