Verantwoording externe inhuur over meer dan een jaar in het jaarverslag
De casus betreft externe inhuur vanaf 2018 tot een deel van 2020 waarbij de facturering als geheel heeft plaatsgevonden in het jaar 2020.
Als gevolg hiervan is in de jaren 2018 en 2019 wel de naam van betrokkene opgenomen in het jaarverslag, echter zonder bedragen.
Nu alles gefactureerd is wil ik alle jaren verantwoorden in 2020.
Er is bovendien inmiddels aansluitend in 2020 sprake van een regulier dienstverband (functie als topfunctionaris).
Voor de toets aan het bezoldigingsmaximum voor interim topfunctionarissen zijn relevant de vergoedingen die door de WNT-instelling worden betaald aan de derde die de topfunctionaris ter beschikking heeft gesteld. Niet het salaris dat daadwerkelijk aan de interim topfunctionaris is of wordt betaald door de WNT-instelling.
Ik denk te begrijpen dat alleen voor de eerste 12 maanden inhuur de hoge norm geldt en daarna het algemene WNT-maximum terwijl er dan nog wel sprake is van externe inhuur. Is dit de juiste redenering?
Ik ben ook niet bekend met de manier van verantwoorden: kan ik elke regel die betrekking heeft op de externe inhuur per jaar verantwoorden zodat duidelijk is welk jaar bedoeld wordt in de verantwoording of is het voldoende om de periode externe inhuur als één geheel aan te merken en pas onderscheid te maken vanaf het moment dat er geen sprake meer is van inhuur?
Reacties
Voordat wij uw vragen beantwoorden, merken wij als eerste op dat de bezoldiging in zijn geheel in boekjaar 2020 (het jaar van uitbetaling) moet worden verantwoord (artikel 3, eerste lid, Uitvoeringsregeling WNT). Op basis van artikel 3, tweede lid, Uitvoeringsregeling WNT kan echter voor de toetsing aan het toepasselijk bezoldigingsmaximum een component van de bezoldiging die betrekking heeft op een eerder kalenderjaar dan waarin deze in de salarisadministratie wordt verwerkt, onderscheidenlijk ten laste van het resultaat van de rechtspersoon of instelling komt, toegerekend worden aan het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft, voor zover in dat jaar nog ruimte in de norm resteert. Dit zou kunnen gelden voor de over 2018 en 2019 nabetaalde vergoedingen en dus kunnen die mogelijk aan die eerdere kalenderjaren worden toegerekend.
Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat in één boekjaar sprake kan zijn van twee of meer toepasselijke normeringen, namelijk:
Gedurende de eerste twaalf kalendermaanden van de functievervulling anders dan op grond van dienstbetrekking geldt inderdaad een hoger bezoldigingsmaximum dan vanaf de dertiende kalendermaand of bij functievervulling op grond van dienstbetrekking. Zie voor meer informatie deze Q&A op de website: https://www.topinkomens.nl/vraag-antwoord/vraag-en-antwoord/wat-is-het-bezoldigingsmaximum-voor-een-topfunctionaris-zonder-dienstbetrekking-v.a.-2016.
Als de overgang van de ene naar de andere normering binnen één boekjaar plaatsvindt, dan moet gescheiden van elkaar worden getoetst aan de toepasselijke norm én idem dito worden verantwoord: enerzijds de bezoldiging over de eerste tot en met twaalfde kalendermaand van de functievervulling anders dan op grond van dienstbetrekking (o.b.v. inhuur), voor zover in dat boekjaar gelegen, en anderzijds de bezoldiging vanaf de dertiende kalendermaand van de functievervulling anders dan op grond van dienstbetrekking, voor zover gelegen in dat boekjaar. De bezoldiging over de periode dat de functie op grond van dienstbetrekking wordt vervuld, moet vervolgens weer gescheiden van de bezoldiging vanaf de dertiende kalendermaand van de functievervulling anders dan op grond van dienstbetrekking worden getoetst én verantwoord, voor zover de overgang van de ene naar de andere normering in één boekjaar plaatsvindt. Als er sprake is van drie verschillende normeringen in één boekjaar (tot en met twaalf kalendermaanden zonder dienstbetrekking; vanaf dertiende kalendermaand zonder dienstbetrekking; en met dienstbetrekking), dan moeten de betreffende perioden in de WNT-verantwoording apart worden verantwoord (deels in andere tabellen) én getoetst aan het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum.
Hieronder een voorbeeld van hoe de WNT-verantwoording in een dergelijke situatie ingedeeld zou moeten worden:
WNT-toetsing en -verantwoording
WNT-toetsing en -verantwoording
2018
Normering 1e t/m 12e kalendermaand: laatste drie maanden van 2018 (tabel 1.b. Verantwoordingsmodel)
2019
Normering 1e t/m 12e kalendermaand: eerste negen maanden van 2019 (tabel 1.b)
Normering vanaf 13e kalendermaand: laatste drie maanden van 2019 (tabel 1.a, o.v.v. “dienstbetrekking: nee”)
2020
Normering vanaf 13e kalendermaand: eerste tien maanden van 2020 (tabel 1.a, o.v.v. “dienstbetrekking: nee”)
Reguliere normering in dienstbetrekking: laatste twee maanden van 2020 (tabel 1.a, o.v.v. “dienstbetrekking: ja”)