Beëindigingsdatum topfunctionaris
Discussie gestart door
NLa .
Begonnen op
.
Geplaatst in categorie: Bezoldiging.
Een topfunctionaris in het onderwijs legt per 1 april 2020 zijn taken neer als bestuurder en neemt tot de de beëindiging van zijn dienstverband per 1 mei 2021 als volgt verlof op:
a) Van 1 april tot en met 1 oktober 2020 zijn gespaarde spaarverlofuren. Deze spaarverlofuren zijn ontstaan en opgebouwd op grond van het van toepassing zijnde CAO.
a) Van 1 april tot en met 1 oktober 2020 zijn gespaarde spaarverlofuren. Deze spaarverlofuren zijn ontstaan en opgebouwd op grond van het van toepassing zijnde CAO.
b) Vanaf 1 oktober 2020 tot en met 1 mei 2021 neemt de topfunctionaris onbetaald verlof op in het kader levensloopregeling op. Dit verlof is in het verleden via de wettelijke levensloopregeling gespaard en de uitkeringen volgen vanaf 1 oktober 2020 vanuit de entiteit waar de levensloopregeling is (af)gefinancierd.
Vragen:
1) Conform artikel 2.10 vierde lid WNT is de beëindigingsdatum van de topfunctionaris voor de WNT 1 mei 2021.
Immers de topfunctionaris vervult in de periode vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband, geen taken meer op grond van een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst en een wettelijk voorschrift. De spaarverlofregeling en levensloopregeling kunnen immers hieronder worden geclassificeerd.
Deelt u deze mening dat de wetgeving op deze wijze moet worden geïnterpreteerd ?
2) De periode 1-4-2020 tm 31-12-2020 wordt voor de WNT niet als een non-activiteitsperiode aangemerkt conform artikel 2.10 vierde lid WNT, waardoor de bezoldiging voor de gehele periode 1.1.2020 tm 31.12 2020 moet worden opgenomen in categorie 1a van de de WNT-verantwoording.
Deelt u deze mening dat de wetgeving op deze wijze moet worden geïnterpreteerd ?
1) Conform artikel 2.10 vierde lid WNT is de beëindigingsdatum van de topfunctionaris voor de WNT 1 mei 2021.
Immers de topfunctionaris vervult in de periode vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband, geen taken meer op grond van een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst en een wettelijk voorschrift. De spaarverlofregeling en levensloopregeling kunnen immers hieronder worden geclassificeerd.
Deelt u deze mening dat de wetgeving op deze wijze moet worden geïnterpreteerd ?
2) De periode 1-4-2020 tm 31-12-2020 wordt voor de WNT niet als een non-activiteitsperiode aangemerkt conform artikel 2.10 vierde lid WNT, waardoor de bezoldiging voor de gehele periode 1.1.2020 tm 31.12 2020 moet worden opgenomen in categorie 1a van de de WNT-verantwoording.
Deelt u deze mening dat de wetgeving op deze wijze moet worden geïnterpreteerd ?
Deze discussie is gesloten.
Reacties
Uw vraag houdt een verzoek om casusbeoordeling in. Aan verzoeken om casusbeoordeling wordt niet voldaan en kan ook niet worden voldaan. BZK beperkt zich op het forum tot het geven van wetsuitleg. Uit deze wetsuitleg zou u de antwoorden op uw vragen moeten kunnen destilleren. In dit geval wijkt uw interpretatie van de WNT zodanig af van de wetsuitleg van BZK dat wij ervoor hebben gekozen om, bij wijze van uitzondering, een reactie te geven op de door u voorgestelde antwoorden op uw vragen.
In artikel 2.10, derde lid, eerste volzin, WNT is bepaald dat bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult, aangemerkt wordt als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband.
De datum waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt, wordt op grond van artikel 2.10, derde lid, tweede volzin, WNT aangemerkt als datum waarop het dienstverband is geëindigd.
Op grond van artikel 2.10, vierde lid, WNT is artikel 2.10, derde lid, WNT niet van toepassing indien de topfunctionaris, in de periode vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband, geen taken meer vervult op grond van een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een van toepassing zijnde collectieve regeling die is overeengekomen met verenigingen van werknemers of ambtenaren die bevoegd zijn afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden, of een wettelijk voorschrift.
Het vierde lid is bij de Evaluatiewet WNT toegevoegd aan artikel 2.10 WNT. Volgens de wetsgeschiedenis van deze bepaling is het doel hiervan te bereiken dat, indien de vergoeding in het geval van non-activiteit het gevolg is van een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een sociaal plan of andere collectieve regeling of een wettelijk voorschrift, de bezoldiging voor de toepassing van de WNT niet als ontslagvergoeding wordt aangemerkt. Artikel 2.10 beoogt de individuele, tussen werkgever en werknemer afgesproken ontslagvergoeding te normeren. Die normering ziet ook op de situatie waarin wordt afgesproken dat vooruitlopend op een beëindiging van een dienstverband geen werkzaamheden meer worden verricht, maar wel bezoldiging wordt betaald. Redelijke uitleg van de wet brengt met zich mee dat als de non-activiteit onderdeel is van een toepasselijk van-werk-naar-werktraject welke voortvloeit uit een wettelijk voorschrift, collectieve arbeidsovereenkomst of collectieve regeling, de bezoldiging voor de toepassing van de WNT niet als ontslaguitkering wordt aangemerkt. Het derde lid van artikel 2.10 vindt hier met andere woorden geen toepassing. Deze uitleg was reeds neergelegd in artikel 10 van de Beleidsregels WNT 2016 en is door de toevoeging van het vierde lid aan artikel 2.10 WNT ook in de wet vastgelegd. De bezoldiging die de topfunctionaris gedurende het van-werk-naar-werktraject ontvangt wordt weliswaar niet als ontslaguitkering aangemerkt, maar is nog wel genormeerd als bezoldiging.
Zie voor de wetsgeschiedenis: Tweede Kamer vergaderjaar 2016-2017, 34654, nr. 3, paragraaf 4.3 van het algemeen deel van de toelichting en de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel P (hier te vinden: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34654-3.html).
Artikel 2.10, vierde lid, WNT is met andere woorden bedoeld voor bezoldiging gedurende een van-werk-naar-werktraject (of een andere daarmee vergelijkbare op re-integratie, herplaatsing of werkhervatting gerichte voorziening en maatregel) op grond van een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een sociaal plan of andere collectieve regeling of een wettelijk voorschrift. Deze bepaling is niet bedoeld voor en dus niet van toepassing bij doorbetaald verlof, ongeacht of dat gebaseerd is op een regeling als hiervoor bedoeld dan wel op een individuele afspraak.
Volgens staand beleid en bestendige wetsuitleg van de WNT is artikel 2.10, derde lid, WNT niet van toepassing indien sprake is van:
a. een schorsing als ordemaatregel, hangende een onderzoek;
b. het opnemen van resterende vakantiedagen vóór de beëindiging van het dienstverband (dit zijn verlofdagen die zijn opgebouwd terwijl de functionaris zijn taken uitoefende); of
c. onvrijwillige non-activiteit als bedoeld in artikel 10 Beleidsregels WNT 2021.
De onder b bedoelde uitzondering (opgenomen vakantie- of verlofdagen) kan, afgaande op uw vraagstelling, hier aan de orde zijn. Dit, voor zover het de periode van 1 april tot 1 oktober 2020 betreft. Voor zover daadwerkelijk sprake is geweest in deze periode van het opnemen van resterende vakantiedagen of van opgebouwde (spaar)verlofdagen, dan is artikel 2.10, derde lid, eerste en tweede volzin, WNT niet van toepassing op deze periode. De in deze periode doorbetaalde bezoldiging vormt bezoldiging in de zin van de WNT, is derhalve genormeerd en moet openbaar gemaakt worden als bezoldiging.
Wat de in uw vraagstelling genoemde periode van 1 oktober 2020 tot 1 mei 2021 betreft, kunnen wij het volgende opmerken. Voor zover in die periode sprake is van het afkopen of opnemen van opgebouwd levenslooptegoed als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c, Uitvoeringsregeling WNT, wordt die afkoopsom van of die opname van het levenslooptegoed niet tot de bezoldiging gerekend. Deze is derhalve niet genormeerd door de WNT en hoeft ook niet openbaar gemaakt te worden. Voor zover er in deze periode geen sprake is, was of is geweest van betaling van andere componenten die wel tot de bezoldiging (moeten) worden gerekend, is artikel 2.10, derde lid, eerste en tweede volzin, WNT niet van toepassing gedurende deze periode. Uit de informatie in uw vraagstelling kunnen wij echter niet opmaken of afleiden dat er van dergelijke andere bezoldigingscomponenten sprake is, was of is geweest in deze periode.
Conclusie
De datum waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt, tevens de datum waarop het dienstverband wordt beëindigd, zal aldus, uitgaande van de informatie in uw vraagstelling, in dit geval inderdaad 1 mei 2021 zijn. Dit, voor zover er tot die datum daadwerkelijk sprake is of zal zijn van opgenomen resterende vakantiedagen of opgebouwde (spaar)verlofdagen en van onbezoldigde functievervulling. Dat betekent dus dat deze persoon tot die datum moet worden verantwoord als topfunctionaris in de zin van de WNT.
Dit is niet gebaseerd (zoals u veronderstelt) op artikel 2.10, vierde lid, WNT, want die bepaling is hier, voor zover wij kunnen beoordelen, niet van toepassing. Er is immers geen sprake van een van-werk-naar-werktraject als bedoeld in die bepaling. De conclusie ten aanzien van de vorengenoemde datum is daarentegen gebaseerd deels op staand beleid en bestendige wetsuitleg van de WNT en deels op een geregelde uitzondering op het begrip bezoldiging van de WNT, zoals hiervoor uiteengezet.
In de periode van 1 april tot 1 oktober 2020 zou, uitgaande van de informatie in uw vraagstelling, sprake zijn van genormeerde en openbaar te maken bezoldiging in de zin van de WNT.
In de periode van 1 oktober 2020 tot 1 mei 2021 zou, wederom uitgaande van de informatie in uw vraagstelling, geen sprake zijn bezoldiging in de zin van de WNT.
Indien gebruik wordt gemaakt van het Verantwoordingsmodel WNT op de website topinkomens.nl, moeten de gegevens van de betreffende functionaris van het boekjaar 2020 in tabel 1.a van dat model worden opgenomen. De gegevens van boekjaar 2021 moeten, uiteraard, in de WNT-verantwoording over boekjaar 2021 worden opgenomen.
Disclaimer
De voorgaande wetsuitleg en daaruit voortvloeiende beantwoording van uw vragen is, zoals gezegd, gebaseerd op de informatie in uw vraagstelling. Deze is dan ook niet geldig indien de informatie in uw vraagstelling onjuist of onvolledig blijkt te zijn.
Bij gebrek aan meer informatie over eventuele andere relevante feiten en omstandigheden van dit geval, zoals bijvoorbeeld of sprake is van een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband, van eventuele nevenwerkzaamheden als niet-topfunctionaris bij dezelfde WNT-instelling, van werkzaamheden bij een gelieerde rechtspersoon of van een gelijktijdige dienstbetrekking als leidinggevende topfunctionaris bij een andere WNT-instelling, kunnen wij niet beoordelen of ook andere tabellen van het Verantwoordingsmodel ingevuld zouden moeten worden. Daarover doen wij dan ook geen uitspraken.