Toepassing Regeling normering topinkomens toegelaten instellingen volkshuisvesting bij splitsing
Casus
Een toegelaten instelling wordt op 1 januari 2023 opgesplitst in drie nieuwe toegelaten instellingen. Wat betekent dat voor de WNT-plicht van die nieuwe instellingen?
Regelgeving
De WNT is van toepassing op “De krachtens artikel 19, eerste lid, van de Woningwet toegelaten rechtspersonen” (Bijlage 1. bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, onderdeel Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, sub 1.)
Op toegelaten instellingen is de Regeling normering topinkomens toegelaten instellingen volkshuisvesting (‘Regeling’) van toepassing (art. 1 sub a. van de Regeling).
Een toegelaten instelling wordt ingedeeld in een bezoldigingsklasse overeenkomstig de bij deze regeling behorende tabel (artikel 2 van de Regeling).
De in de
Regeling opgenomen tabel deelt toegelaten instellingen in een klasse in op
basis van de combinatie van twee criteria:
A. Aantal verhuureenheden op peildatum
a.;
B. Aantal inwoners op peildatum b. in
de grootste gemeente waarin ten minste 20% van deze verhuureenheden is gelegen.
Als peildatum
voor het aantal verhuureenheden dat de toegelaten instelling in eigendom of
beheer heeft geldt 31 december van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar
waarin de bezoldigingsmaxima van toepassing zijn.
Voor de bepaling van het aantal inwoners van een gemeente wordt in deze tabel
uitgegaan van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte
bevolkingscijfers op 1 januari van het eerste jaar voorafgaand aan het jaar
waarin de bezoldigingsmaxima van toepassing zijn.
Voor de indeling in een klasse voor 2023 is peildatum a. derhalve 31 december 2021 en peildatum b. 1 januari 2022.
De Regeling
bevat aanvullende bepalingen in geval van fusie, maar geen aanvullende
bepalingen in geval van een splitsing.
Uitvoeringsprobleem
Letterlijke toepassing van de Regeling is niet mogelijk. Omdat de nieuwe stichtingen op de genoemde peildata nog niet bestonden zijn de aantallen verhuureenheden en inwoners op die data ‘nvt’, maar dat past niet in de tabel voor klassenindeling.
Artikel 4
van de Regeling geeft instellingen de mogelijkheid om gemotiveerd een verzoek
bij het ministerie in de dienen om in een andere klasse te worden ingedeeld.
Dat biedt voor deze casus geen uitkomst, Er is immers geen sprake van een
gewenste afwijking van de uitkomst van de regeling, maar van een niet
toepasbaar zijn van de regeling als zodanig.
Redelijke uitvoering in de geest van de regeling
Voorgestelde
werkwijze:
De nieuwe instelling gaat voor het bezit uit van het bezit wat op het
ontbindingstijdstip overgaat op die nieuwe instelling (per 1 januari 2023 in
deze casus) als beste alternatief voor het bezit op peildatum volgens de
regeling.
Op basis van dit bezit wordt gekeken wat de grootste gemeente is waarin ten minste
20% van het bezit van de nieuwe instelling is gelegen; voor de inwonersaantallen wordt hierbij in overeenstemming met de Regeling het aantal inwoners gehanteerd op peildatum
1 januari 2022.
Motivering:
De achterliggende gedachte bij de regeling is dat een instelling met meer bezit
en in een grotere gemeente met meer complexiteit te maken zal hebben. De
peildata hebben als doel om de regeling eenduidig en op basis van objectieve
gegevens (VHE: gecontroleerde gegevens; aantal inwoners: officiële CBS
gegevens) uit te kunnen voeren, én beschikbaar zijn op het moment dat
bezoldigingsafspraken worden gemaakt (meestal het laatste kwartaal voorafgaand
aan het jaar waarop de afspraken betrekking hebben).
Met de voorgestelde werkwijze wordt zo dicht als mogelijk aangesloten bij de
uitgangspunten van de Regeling.
Vraag
Is de voorgestelde
uitvoering verdedigbaar?
En zo nee, wat is het alternatief?
Reacties