Vaststelling hoogte bovenwettelijke WW-uitkering bij ontslag

Discussie gestart door JasperJasper .
Begonnen op . oktober 2023 aangepast Geplaatst in categorie: Ontslag.

Vraag

Voor het vaststellen van de hoogte van de bovenwettelijke WW-uitkering vragen wij ons af hoe om dient te worden gegaan met het overgangsrecht dat staat opgenomen in artikel 11.1 ‘Overgangsrecht met betrekking tot leden van zelfstandige bestuursorganen en adviescolleges’ van de Aanpassingswet Wnra. Dient voor het bepalen van de hoogte van de bovenwettelijke WW-uitkering aangesloten te worden bij de bedragen die staan opgenomen in bijlage A van het besluit – geldend tot en met 31 december 2019– of dient analoog aan de werkwijze tot en met 2019 te worden aangesloten bij de salarissen die staan opgenomen in de actuele CAO Rijk (2022-2024)?

Casus

Een lid van de raad van bestuur van een zelfstandig bestuursorgaan (hierna: zbo) benoemd voor een periode van vijf jaar. Op deze persoon is de betreffende rechtspositieregeling van de betreffende zbo van toepassing. Voor zaken die niet in de rechtspositieregeling zijn geregeld, is de cao van de betreffende zbo van toepassing. De betreffende persoon kwalificeert als topfunctionaris waarop de WNT van toepassing is. De zbo valt niet onder de werkingssfeer van de CAO Rijk.

In 2023 wordt aan de betreffende persoon ontslag verleend door de Minister. De betreffende persoon kan op basis van de rechtspositieregeling na het ontslag aanspraak maken op een bovenwettelijke WW-uitkering. De Minister en de persoon wensen via een vaststellingsovereenkomst afspraken te maken over de afkoop van dit recht.

In de geldende rechtspositieregeling wordt voor het bepalen van de hoogte en de duur van de bovenwettelijke WW-uitkering verwezen naar “het Besluit bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid voor de sector Rijk” welke per 1 januari 2020 is ingetrokken als gevolg van de van de inwerkingtreding van de “Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra)”.

Voor de leden van zelfstandige bestuursorganen is overgangsrecht van toepassing, zoals opgenomen in artikel 11.1 ‘Overgangsrecht met betrekking tot leden van zelfstandige bestuursorganen en adviescolleges’ van de Aanpassingswet Wnra.


De tekst van dat artikel luidt: “Titel II van de Ambtenarenwet blijft tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip van toepassing op de leden van zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en leden van adviescolleges als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Kaderwet adviescolleges, voor zover zij ambtenaar zijn in de zin van artikel 1 van de Ambtenarenwet”. Er is nog geen nieuw koninklijk besluit, daarmee is het overgangsrecht en het "Besluit bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid voor de sector Rijk” nog van toepassing.

In bijlage A bij het “Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984” staat vervolgens opgenomen van welk salaris dient te worden uitgegaan voor het bepalen van de hoogte van de bovenwettelijke WW-uitkering. Het besluit (hoewel daar dus wel overgangsrecht op van toepassing is) is geldend tot en met 31 december 2019, waardoor de opgenomen salarissen na deze datum niet expliciet in de tabel zijn geïndexeerd. De salarissen die in de meest recente jaren voor de inwerkingtreding van de Wnra stonden opgenomen in Bijlage A van het “Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984” waren gelijk aan de salarissen die staan opgenomen in de CAO Rijk.

Reacties

  • De reactie van HelpdeskWNTHelpdeskWNT .
    Lid van de Redactie Min. BZKArray Reactie geschreven op .

    Uw vraag gaat niet over de uitvoering van de WNT maar betreft de toepassing van andere wetten en regels dan de WNT. Uw vraag hoort niet thuis op het Forum en wij zullen die op het Forum dan ook niet inhoudelijk beantwoorden.

    Wij adviseren u om uw vraag aan de Rijksoverheid te stellen via Contact met de Rijksoverheid | Contact | Rijksoverheid.nl.
Deze discussie is gesloten.