Dienstverband 4 gelieerde entiteiten o.b.v. inschatting
Discussie gestart door
HeZ .
De organisatie bestaat uit 4 gelieerde entiteiten (een gemeenschappelijke regeling, een BV en 2 stichtingen. De WNT-verantwoording wordt voor de directeur die als top-functionaris is aangemerkt bij alle 4 de entiteiten afzonderlijk in de jaarstukken opgenomen naar rato van het dienstverband. Dit is gebaseerd op een inschatting, maar hier ligt geen onderbouwing zoals een urenregistratie aan ten grondslag.
Op totaalniveau is er geen sprake van een overschrijding van het WNT-maximum. De doorbelasting is echter niet toetsbaar door het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing van het dienstverband per entiteit.
Vragen:
1. Wat zijn hiervan de gevolgen voor de accountantscontrole en het oordeel?
2. Is het ook toegestaan om in het vervolg de WNT-verantwoording alleen in de jaarstukken van de gemeenschappelijke regeling op te nemen, waar wel een doorbelasting van de werkelijke directie kosten plaatsvindt vanuit de gemeenschappelijke regeling naar de andere 3 entiteiten? Waarbij verder bij deze 3 entiteiten voor de WNT-verantwoording een verwijzing wordt gemaakt naar de jaarstukken van de gemeenschappelijke regeling?
Op totaalniveau is er geen sprake van een overschrijding van het WNT-maximum. De doorbelasting is echter niet toetsbaar door het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing van het dienstverband per entiteit.
Vragen:
1. Wat zijn hiervan de gevolgen voor de accountantscontrole en het oordeel?
2. Is het ook toegestaan om in het vervolg de WNT-verantwoording alleen in de jaarstukken van de gemeenschappelijke regeling op te nemen, waar wel een doorbelasting van de werkelijke directie kosten plaatsvindt vanuit de gemeenschappelijke regeling naar de andere 3 entiteiten? Waarbij verder bij deze 3 entiteiten voor de WNT-verantwoording een verwijzing wordt gemaakt naar de jaarstukken van de gemeenschappelijke regeling?
Deze discussie is gesloten.
Reacties
Uit de vraagstelling begrijpt de HelpdeskWNT van BZK dat er sprake is van vier losse rechtspersonen of instellingen waarop de WNT van toepassing is, die wel met elkaar verbonden zijn maar geen groep van rechtspersonen in de zin van artikel 24b van Boek 2 BW vormen. Voor zover de gemeenschappelijke regeling publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid heeft (in de vorm van een openbaar lichaam of een bedrijfsvoeringsorganisatie), is het formeel ook niet mogelijk dat deze onderdeel is van een groep van rechtspersonen. Immers, uitsluitend privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen tezamen een groep in de zin van dat BW-artikel vormen.
Verder begrijpen wij uit de vraagstelling dat de betreffende functionaris (directeur) werkzaam is als topfunctionaris bij en als zodanig wordt verantwoord door elk van de vier WNT-instellingen afzonderlijk.
Vanuit één van de vier WNT-instellingen (de gemeenschappelijke regeling) vindt doorbelasting van de werkelijke “directie kosten” naar de andere drie WNT-instellingen plaats, maar de vraagstelling omschrijft niet wat onder “directie kosten” wordt begrepen en ook niet of deze doorbelasting geschiedt door middel van facturering dan wel op andere wijze (bijvoorbeeld via een rekening-courant verhouding tussen de rechtspersonen).
Uit de vraagstelling blijkt verder niet expliciet op grond van welke titel de topfunctionaris werkzaam is bij de vier WNT-instellingen. Voor het bezoldigingsbegrip, de toets van de bezoldiging aan het bezoldigingsmaximum en de verantwoording van de WNT-gegevens maakt het groot verschil of sprake is van functievervulling als topfunctionaris op grond van dienstbetrekking dan wel anders dan op grond van dienstbetrekking. Wij nemen aan, gelet op de doorbelasting die vanuit de gemeenschappelijke regeling plaatsvindt naar de andere drie WNT-instellingen toe, dat de topfunctionaris waarschijnlijk in dienstbetrekking werkzaam is bij de gemeenschappelijke regeling en door deze WNT-instelling ter beschikking wordt gesteld aan de andere drie WNT-instellingen om daar de functie van topfunctionaris anders dan op grond van dienstbetrekking te vervullen. Daarvan uitgaande, zal de WNT-instelling waar de topfunctionaris in dienstbetrekking werkzaam is, de kosten van de topfunctionaris aan de andere drie WNT-instellingen doorbelasten met toepassing van het bezoldigingsbegrip van artikel 2a Uitvoeringsregeling WNT (bezoldiging van een topfunctionaris zonder dienstbetrekking). Wij zullen antwoord op uw vragen geven op basis van deze aannames. Als deze aannames onjuist zijn, horen wij dat graag in reactie op het antwoord.
Wij zullen eerst antwoord geven op vraag 2 en daarna op vraag 1.
Antwoord op vraag 2
Op grond van artikel 4.1, eerste lid, WNT rust de verplichting tot openbaarmaking van de in artikel 5 Uitvoeringsregeling WNT omschreven WNT-gegevens van een topfunctionaris op de WNT-instelling. De WNT-gegevens moeten worden opgenomen in het financieel verslaggevingsdocument van de WNT-instelling. Bovendien moet elke WNT-instelling zelf de WNT-verantwoording online publiceren op de eigen website.
Alleen bij een groep van rechtspersonen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 BW is het op grond van artikel 5c, derde lid, Uitvoeringsregeling WNT toegestaan om de WNT-gegevens, bedoeld in de artikelen 5 en 5a Uitvoeringsregeling WNT, op te nemen in de geconsolideerde jaarrekening, in de enkelvoudige jaarrekening van de betreffende rechtspersoon of in de enkelvoudige jaarrekening van een van de andere rechtspersonen in de groep, voor zover dit op grond van andere op de rechtspersonen van toepassing zijnde regelgeving is toegestaan. In deze Q&A op de website topinkomens.nl wordt nader uitgelegd aan welke voorwaarden en eisen de WNT-verantwoording in een dergelijke situatie moet voldoen: https://www.topinkomens.nl/vraag-antwoord/vraag-en-antwoord/moeten-van-de-wnt-instellingen-van-wie-de-financiele-gegevens-worden-opgenomen-in-de-geconsolideerde-jaarrekening-van-de-moederorganisatie-of-in-de-enkelvoudige-jaarrekening-van-een-andere-rechtspersoon-binnen-de-groep-de-wnt-gegevens-afzonderlijk-openbaar-worden-gemaakt-en-gemeld.
Wij nemen echter aan (zie hiervoor) dat in dit geval geen sprake is van een groep van rechtspersonen maar van vier formeel-juridisch afzonderlijke WNT-instellingen. Het antwoord op vraag 2 is dan ook nee, tenzij alsnog sprake is van een groep van rechtspersonen als hiervoor bedoeld.
Antwoord op vraag 1
Alvorens antwoord te geven op vraag 1, lijkt het ons nuttig om eerst algemene wetsuitleg te geven over de bepaling en verantwoording van de omvang van het dienstverband en het daarmee verband houdende individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum, alsook over het toepasselijke bezoldigingsbegrip.
De WNT-instelling waar de topfunctionaris in dienstbetrekking werkzaam is, verantwoordt de bezoldiging die is overeengekomen met en is betaald aan deze topfunctionaris op basis van de omvang en duur van de dienstbetrekking met die WNT-instelling (met toepassing van het in artikel 2 Uitvoeringsregeling WNT vervatte bezoldigingsbegrip). Zie artikel 5, eerste en tweede lid, Uitvoeringsregeling WNT voor de WNT-gegevens die in dit geval verantwoord moeten worden door deze WNT-instelling. De bezoldiging van de topfunctionaris met dienstbetrekking wordt getoetst aan het individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum (d.w.z. het voor de instelling geldende bezoldigingsmaximum, gecorrigeerd voor de omvang en duur van de dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2.1, tweede respectievelijk derde lid, WNT). De omvang van het dienstverband wordt uitgedrukt als deeltijdfactor, met een minimum van 0,025 fte en een maximum van 1,0 fte.
De WNT-instellingen waar de topfunctionaris zonder dienstbetrekking werkzaam is, verantwoorden de aan de ter beschikking stellende WNT-instelling vergoede bezoldiging voor de inzet van de topfunctionaris (met toepassing van het in artikel 2a Uitvoeringsregeling WNT vervatte bezoldigingsbegrip). Zie artikel 5, eerste en tweede lid, Uitvoeringsregeling WNT voor de WNT-gegevens die in dit geval verantwoord moeten worden door elke WNT-instelling vanaf de dertiende kalendermaand van de functievervulling zonder dienstbetrekking. De WNT-instellingen moeten in dat kader, ieder voor zich, de omvang van het dienstverband, uitgedrukt als deeltijdfactor met een minimum van 0,025 fte en een maximum van 1,0 fte, verantwoorden.
In afwijking van het voorgaande zijn in artikel 5, vierde lid, Uitvoeringsregeling WNT de WNT-gegevens vermeld die verantwoord moeten worden in de eerste twaalf maanden van de functievervulling zonder dienstbetrekking. De eerste twaalf kalendermaanden moet de omvang van het dienstverband in uren worden verantwoord door elke WNT-instelling afzonderlijk.
Voor de vaststelling van de omvang van het dienstverband bij functievervulling anders dan op grond van dienstbetrekking moet dus worden uitgegaan van de werkelijke omvang van het dienstverband, uitgedrukt in de deeltijdfactor (vanaf de dertiende kalendermaand) of in uren (eerste twaalf kalendermaand). Op grond van de WNT is de WNT-instelling verplicht om de bezoldiging die aan deze instelling in rekening wordt gebracht voor de ter beschikking stelling van de topfunctionaris door een derde (inclusief een verbonden WNT-instelling waar de topfunctionaris in dienstbetrekking werkzaam is) te toetsen aan het voor de werkelijke omvang en duur van het dienstverband gecorrigeerde bezoldigingsmaximum. Om dat te kunnen doen, dient de WNT-instelling bij te houden en te verantwoorden hoeveel uren de topfunctionaris werkt of gewerkt heeft voor de WNT-instelling.
In deze Q&A op topinkomens.nl is een stappenplan opgenomen voor het geval dat de ureninzet van de topfunctionaris niet is vastgelegd of bijgehouden: https://www.topinkomens.nl/vraag-antwoord/vraag-en-antwoord/stappenplan-indien-de-deeltijdfactor-niet-is-vastgelegd-voor-een-topfunctionaris-zonder-dienstbetrekking-vanaf-kalenderjaar-2020. Met behulp van dit stappenplan kan de WNT-instelling de deeltijdfactor bepalen. Dit stappenplan kan alleen worden gebruikt vanaf de dertiende kalendermaand van de functievervulling zonder dienstbetrekking. Dit stappenplan is primair bedoeld voor en toegeschreven op de situatie waarin de kosten van de topfunctionaris door de ter beschikking stellende derde worden gefactureerd of anderszins (bijvoorbeeld via een rekening-courant verhouding) in rekening gebracht aan de WNT-instelling.
De door de accountant te verrichten controlewerkzaamheden met betrekking tot de omvang van het dienstverband van de topfunctionaris zijn voor situaties met groepen van rechtspersonen nader omschreven in de punten 9, 10 en 17 van paragraaf 2.2.3 Controleprotocol WNT 2022. Deze bepalingen zijn weliswaar in dit geval niet rechtstreeks of formeel van toepassing, omdat er geen sprake is van een formeel groepsverband als hiervoor bedoeld, maar dat neemt niet weg dat in dit geval wel naar analogie van deze bepalingen kan en mag worden gehandeld door de accountant. Als de WNT-instelling waar de topfunctionaris zonder dienstbetrekking werkzaam is de omvang van het dienstverband niet heeft vastgelegd of bijgehouden en ook niet heeft vastgesteld aan de hand van het vorengenoemde stappenplan, mag de accountant voor de controle van de omvang van dat dienstverband uitgaan van de tussen de betreffende WNT-instellingen gemaakte afspraken over tijdsbesteding, de registratie van de tijdbesteding en/of het percentage van de loonkosten dat voor de betreffende functionaris aan de WNT-instelling(en) wordt doorbelast (zie de tweede volzin van het vorengenoemd punt 10). Met behulp van deze methode is het in veel gevallen mogelijk om een controleverklaring te kunnen afgeven. Ingeval ook deze methode geen soelaas biedt, zal de accountant een oordeelsonthouding moeten afgeven omdat dit onderdeel van de WNT-verantwoording dan niet kan worden gecontroleerd.