Verplichte sociale verzekeringspremie onderdeel Bezoldiging?
Achtergronden
Deze vragen zien op het onderscheid dat in artikel 1.1. sub f van de WNT wordt gemaakt tussen krachtens een algemeen verbindend verklaarde CAO (hierna: “AVV-CAO”) verschuldigde sociale verzekeringspremies, en sociale verzekeringspremies die op grond van een niet-algemeen verbindend verklaarde CAO verschuldigd zijn.
Voor de inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT werd het onderscheid tussen een AVV-CAO en andere CAO’s ook gemaakt bij de normering van de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband. De regering heeft in het kader van de Evaluatiewet WNT echter te kennen gegeven een dergelijk onderscheid onwenselijk te vinden. In de memorie van toelichting bij de Evaluatiewet WNT is daarover onder meer het volgende overwogen “De regering vindt deze tweedeling in de normering van uitkeringen die voortvloeien uit cao’s onwenselijk. In beide gevallen betreft het uitkeringen die voortvloeien uit collectieve regelingen die buiten de invloedssfeer van de individuele topfunctionaris tot stand zijn gekomen.” (TK 2016–2027, 34 654, nr. 3. p.12)
Deze overweging raakt direct de ratio achter het onderscheid tussen een AVV-CAO en overige CAO’s bij de normering van de sociale verzekeringspremies, zoals neergelegd in artikel 1.1. sub f van de WNT. Als ratio voor dat onderscheid en het niet onder de normering van de WNT brengen van sociale verzekeringspremies die verschuldigd zijn op grond van een AVV-CAO of de wet werd immers benoemd dat de topfunctionaris op die verzekeringen geen invloed zou hebben (TK 2010–2011, 32 600, nr. 3. p.12). Via de Evaluatiewet WNT is in de WNT echter tot uitdrukking gebracht dat individuele topfunctionarissen ook niet worden geacht invloed te kunnen uitoefenen op in een niet algemeen verbindend verklaarde CAO gemaakte algemeen geldende afspraken. Het onderscheid tussen een AVV-CAO en overige CAO’s in artikel 1.1. sub f van de WNT is bij die wetswijziging niet meegenomen. In de parlementaire geschiedenis van de Evaluatiewet WNT hebben wij niet kunnen terugvinden dat dat een bewuste keuze is geweest.
Het in de tekst van artikel 1.1. sub f van de WNT gemaakte onderscheid lijkt hiermee te berusten op een achterhaalde zienswijze over de invloed die individuele topfunctionarissen op een niet algemeen verbindend verklaarde CAO kunnen uitoefenen. Daarnaast heeft de regering in het kader van de Evaluatiewet WNT laten weten een onderscheid tussen een AVV-CAO en overige CAO’s bij de normering van ontslagvergoedingen onwenselijk te vinden. Hierbij moet niet uit het oog worden verloren dat de contracts- en onderhandelingsvrijheid van CAO-partijen krachtens internationale verdragen wordt beschermd, en dat de wetgever daarin alleen in uitzonderlijke omstandigheden en onder bepaalde voorwaarden mag ingrijpen. In de nota naar aanleiding van het verslag bij de Evaluatiewet WNT werd die verdragsrechtelijke bescherming ook aangehaald in het kader van het opheffen van het onderscheid tussen een AVV-CAO en overige CAO’s bij de normering van ontslagvergoedingen. (TK 2016–2027, 34 654, nr. 6. 5)
Vragen
1) Mogen wij gelet op het voorgaande concluderen dat een redelijke interpretatie van artikel 1.1. sub f van de WNT ertoe leidt dat ook uit een algemene bepaling van een niet algemeen verbindend verklaarde CAO voortvloeiende sociale verzekeringspremies buiten de normering van de WNT vallen?
2) Indien het antwoord op de hiervoor geformuleerde vraag negatief is, zouden wij ook graag vernemen wat nog de rechtvaardiging is van een onderscheid tussen een AVV-CAO en een niet algemeen verbindend verklaarde CAO.
Reacties