Situatieve arbeidsongeschiktheid

Discussie gestart door NtBNtB .
Begonnen op . 25 september aangepast Geplaatst in categorie: Ontslag.

Een topfunctionaris meldt zich op enig moment ziek. De bedrijfsarts oordeelt in de terugkoppeling dat de klachten van de topfunctionaris niet kunnen worden aangemerkt als ziekte of gebrek die leiden tot medische beperkingen. De bedrijfsarts geeft aan dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en situatieve arbeidsongeschiktheid. Partijen hebben kort na dit oordeel een vaststellingsovereenkomst gesloten waarmee de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd. Bij het bepalen van de einddatum is een opzegtermijn gehanteerd die langer is dan de geldende opzegtermijn.

Hierover bestaan de volgende vragen:

  1. Kwalificeert ‘situatieve arbeidsongeschiktheid’ als ‘arbeidsongeschiktheid’ in de zin van artikel 10 lid 2 onder d Beleidsregels WNT 2024?
  2. Zo nee, kan de periode dat een topfunctionaris situatief arbeidsongeschikt is onder een van de andere uitzonderingen van artikel 10 lid 1 of lid 2 Beleidsregels WNT 2024 worden gebracht en zo ja, onder welke uitzondering?
  3. Indien het antwoord op vraag 1 en 2 nee is, dient de bezoldiging vanaf het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst te worden verantwoord als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband?

Reacties

  • De reactie van HelpdeskWNTHelpdeskWNT .
    Lid van de Redactie Min. BZKArray Reactie geschreven op .

    Ad 1. Artikel 10, tweede lid, onderdeel d, Beleidsregels WNT 2024 heeft betrekking op ziekte of arbeidsongeschiktheid op grond waarvan de werknemer wettelijk recht heeft op loondoorbetaling op grond van artikel 629, eerste lid, Boek 7 BW. Ofwel door de bedrijfsarts of UWV-arts vastgestelde, ziekte of medische arbeidsongeschiktheid. Bij situatieve of situationele arbeidsongeschiktheid (bijvoorbeeld ontstaan of veroorzaakt door een arbeidsconflict) bestaat alleen recht op loondoorbetaling op grond van dat BW-artikel voor zover de medische (lichamelijke of geestelijke) klachten of aandoeningen zodanig verslechteren dat de bedrijfsarts of UWV-arts (ook) ziekte of medische arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld. Of daarvan sprake is, staat ter beoordeling aan de bedrijfsarts of UWV-arts. Het antwoord op vraag 1 luidt dan ook: nee, tenzij er volgens de bedrijfsarts of UWV-arts (ook) sprake is van medische ziekte of arbeidsongeschiktheid. Dit betekent dat de bezoldiging die gedurende enkele/zuivere situatieve arbeidsongeschiktheid wordt doorbetaald voorafgaande aan de beëindiging van het dienstverband, voor de WNT moet worden aangemerkt als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband en niet als bezoldiging.

    Ad 2. Nee, situatieve arbeidsongeschiktheid wordt niet genoemd in en dus ook niet bestreken door artikel 10, eerste of tweede lid, Beleidsregels WNT 2024. Het eerste lid ziet, kortgezegd, op de periode waarin een topfunctionaris formeel is geschorst vooruitlopende op de beslissing van de werkgever over al dan niet beëindigen van het dienstverband (ongeacht of de topfunctionaris wel of niet situatief arbeidsongeschikt is). Wat het tweede lid betreft: bij situatieve arbeidsongeschiktheid heeft de werknemer op grond van artikel 628, eerste lid, Boek 7 BW in beginsel recht op loondoorbetaling, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. Of deze “tenzij” van toepassing is, wordt bepaald door de feiten en omstandigheden, de uitlatingen en gedragingen van partijen in het concrete geval. Daardoor is per definitie geen sprake van een recht op doorbetaling van bezoldiging dat rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeit uit een wettelijk voorschrift (artikel 628, eerste lid, Boek 7 BW). De accountant die in een concreet geval hiermee wordt geconfronteerd, dient dit als (potentiële) overtreding van de WNT te melden aan de verantwoordelijke WNT-toezichthouder, die vervolgens onderzoek daarnaar kan doen en zo nodig handhavend kan optreden.

    Ad 3. Gelet op artikel 2.10, derde lid, WNT moet de bezoldiging gedurende een periode waarin de topfunctionaris zijn of haar werkzaamheden niet meer verricht, worden aangemerkt als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband (zie voor de eventuele uitzonderingen daarop de antwoorden op de vorige vragen) en moet de datum waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt worden aangemerkt als datum waarop het dienstverband is geëindigd. Het kan zijn dat die datum samenvalt met de datum van ondertekening van een vaststellingsovereenkomst, maar dat hoeft niet per se het geval te zijn en zal ook niet altijd het geval zijn.


Deze discussie is gesloten.