Ontslagvergoeding en maximum WNT
L.S.,
Binnen onze stichting met ANBI status is er een vaststellingsovereenkomst opgemaakt. Hierin zijn o.a. financiële afspraken gemaakt, welke getoetst zijn aan de WNT. De situatie is als volgt:
- De totale ontslagvergoeding bedraagt 75.000 euro (waarvan 21.000 euro transitievergoeding) te verantwoorden in 2024 en uit te keren ultimo 2024 of begin 2025;
- Tevens is afgesproken dat er in 2025, 2026 en 2027 jaarlijks een bedrag 12.800 euro wordt gestort in het pensioenfonds.
Feitelijk zou je kunnen zeggen dat de WNT norm niet wordt overschreden, gezien 75.000 euro minus 21.000 euro = 54.000 euro ontslagvergoeding wordt uitgekeerd in 2024. Echter, in de jaren 2025, 2026 en 2027 wordt telkens een bedrag van 12.800 euro overgemaakt. Dat zou betekenen dat 54.000 + (3 x 12.800) = 92.400 euro. Afgezet tegen de max van 75.000 euro lijkt dit een overschrijding te zijn van 92.400 minus 75.000 = 17.400 euro. Alleen hebben deze bedragen wel betrekking op andere jaren. Geldt de WNT norm per jaar? Als dat het geval is, dan valt de norm m.i. gemakkelijk te omzeilen.
De jurist die heeft geadviseerd in dit traject heeft de volgende argumentatie: De arbeidsovereenkomst komt te eindigen op basis van opzegging door de werkgever en instemming daarmee door de directeur (werknemer) overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 7: 669 en 7: 671 lid 1 BW. Wij zijn daarbij inderdaad uitgegaan van toepasselijkheid van de Wet Normering Topinkomens (WNT) op grond van artikel 1.3 lid 1 sub b) dan wel sub c) van de WNT. In geval van opzegging met instemming is op grond van de wet de transitievergoeding verschuldigd. Daarbij vloeit de hoogte van de transitievergoeding voort uit de wet en valt de transitievergoeding buiten de werkingssfeer van de WNT of, anders gezegd, telt deze niet mee bij de bepaling van hetgeen maximaal mag worden ‘meegegeven’. Daarmee is er in de zin van de WNT dan ook geen issue.
Ik heb dit vraagstuk voorgelegd aan een onafhankelijke arbeidsjurist en diegene komt met de volgende argumentatie: Wanneer een WNT-functionaris een minnelijke regeling in de vorm van een beëindigingsovereenkomst/vaststellingsovereenkomst sluit waar de transitievergoeding onderdeel van uitmaakt, is geen sprake van een wettelijk (op grond van artikel 7:673 BW) verschuldigde transitievergoeding. Dit betekent dat de transitievergoeding in dat geval wel wordt genormeerd door de WNT. Bij de invoering van de Beleidsregels WNT is dit door de wetgever expliciet aangegeven.
De ‘opzegging met instemming’ op basis van het hierboven genoemde artikel 7:671 lid 1 BW, is een juridische constructie die in de literatuur soms als potentiële oplossing wordt genoemd. In dit geval mag de wettelijke transitievergoeding hoger zijn dan het normbedrag van € 75.000,- (mits een werknemer hier op grond van de berekening van de wettelijke transitievergoeding recht op heeft). Ook de einddatum van het dienstverband wordt door de schriftelijke opzegging bepaald (immers de geldende opzegtermijn is van toepassing). Indien partijen naast de verschuldigdheid van de wettelijke transitievergoeding en de opzegtermijn nog aanvullende afspraken willen maken, kunnen zij dit doen in een zogenoemde “losse eindjesovereenkomst (LEO)”. Hoewel deze constructie an sich juridisch verdedigbaar is, worden in de literatuur ook vraagtekens geplaatst bij de houdbaarheid van deze constructie. Immers komt het in feite gewoon neer op een beëindiging met wederzijds goedvinden. Immers zal een arbeidsovereenkomst door een WNT-instelling niet schriftelijk worden opgezegd, zonder dat op voorhand afspraken met de WNT-functionaris zijn gemaakt over de voorwaarden waaronder met de opzegging wordt ingestemd (dit in verband met het risico op verschuldigdheid van een billijke vergoeding).
Omdat deze constructie kan worden gezien als het ontduiken van de WNT, kiezen partijen vaak niet voor deze oplossing vanwege enerzijds mogelijke risico’s en anderzijds omdat zij zich gezien het doel en de strekking van de WNT zich hier niet comfortabel bij voelen.
In onderhavige situatie is er sprake van een schriftelijke opzegging waarmee is ingestemd en een beëindigingsovereenkomst die twee dagen later is gedateerd. De beëindigingsovereenkomst gaat niet enkel over ‘losse eindjes’ maar regelt ook de beëindiging en heeft ook kenmerken van een vaststellingsovereenkomst/beëindigingsovereenkomst (zoals de wettelijke bedenktermijn van 14 dagen). Er lijkt dan ook sprake van een vermenging van twee verschillende wijze van beëindiging.
Naar mijn mening valt gelet op voorgaande niet uit te sluiten dat de accountant moeite heeft met de in deze gekozen constructie met het risico dat deze constructie wordt aangemerkt als een omzeiling van de WNT.
Ik stel de volgende vraag: mag zowel de ontslag/transitievergoeding als de pensioenbetalingen worden uitbetaald, waarbij de WNT norm niet wordt overschreden?
Alvast hartelijk dank voor uw reactie.
Reacties
Voor zover uw vragen over een concrete casus gaan, kan de HelpdeskWNT van het ministerie van BZK daar niet op ingaan. In de vraagstelling schetst u voorgenomen (of wellicht inmiddels al gerealiseerde) afspraken in het kader van de beëindiging van het dienstverband van een topfunctionaris. Voor zover u hiermee beoogd om impliciete of expliciete instemming van BZK te verkrijgen met of voor die afspraken, moeten wij u teleurstellen. Wij geven geen casusbeoordelingen af en doen ook geen impliciete of expliciete uitspraken over concrete casus. Het feit dat wij in onze reactie niet op bepaalde uitlatingen of aannames uwerzijds ingaan, kan niet worden uitgelegd als impliciete instemming van onze kant met die uitlatingen of aannames. Wij geven via het Forum geen goedkeuring of instemming voor gemaakte of beoogde afspraken. De HelpdeskWNT van het ministerie van BZK geeft uitsluitend algemene wetsuitleg over de uitvoering van de WNT. Ook voeren wij op het Forum geen discussies over WNT-beleid.
Op uw eerste vraag (of de WNT-norm voor uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband per kalenderjaar geldt) kunnen wij als volgt antwoorden. Het in artikel 2.10, eerste lid, WNT opgenomen maximum geldt, gelet op de formuleringen en bewoordingen van die bepaling, voor het totaal van de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband, dat wil zeggen voor alle tussen partijen overeengekomen of betaalde uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband tezamen, ongeacht of deze uitkeringen in één kalenderjaar worden uitbetaald dan wel verdeeld over twee of meer kalenderjaren. Het is dus geen maximum of norm per kalenderjaar, maar voor het totaal van de afspraken en betalingen in verband met de beëindiging van een dienstverband. Zie voor toelichting de tabel 2 van het Verantwoordingsmodel WNT 2024 en de daarbij horende invulinstructies 3 en 5 (hier te vinden: Verantwoordingsmodel WNT 2024 | Richtlijn | Topinkomens).
Het antwoord op uw tweede vraag (aan het slot) kunnen wij niet geven. Of de transitievergoeding voor de WNT mag of moet worden aangemerkt als een op grond van artikel 2.10, eerste lid, WNT gemaximeerde uitkering wegens beëindiging van het dienstverband, dan wel als een op grond van artikel 4, tweede lid, Uitvoeringsregeling WNT van maximering uitgezonderde uitkering, hangt af van de tussen partijen gemaakte afspraken, de feiten en omstandigheden van het geval, en in voorkomend geval de bedoelingen en intenties van partijen. Zie voor uitleg over de behandeling van een transitievergoeding in het kader van de WNT artikel 10b Beleidsregels WNT 2024 en deze Q&A op topinkomens.nl: Wordt een transitievergoeding beschouwd als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband (ontslagvergoeding) en door de WNT genormeerd? | Topinkomens. Daarin is uiteengezet onder welke omstandigheden en voorwaarden een transitievergoeding voor de WNT mag of moet worden aangemerkt als een niet-gemaximeerde uitkering wegens beëindiging van het dienstverband. Dit is bijvoorbeeld het geval bij eenzijdige opzegging door de werkgever of als de werkgever in zijn eentje ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gevraagd. Voor de WNT maakt het daarbij niet uit of de werknemer heeft ingestemd of zich heeft neergelegd bij de opzegging of ontbinding, want die instemming of het zich daarbij neerleggen is geen voorwaarde voor de gelding van de opzegging of ontbinding. Een ruimhartige, soepele uitleg of toepassing van de uitzondering strookt echter niet met doel en strekking van artikel 2.10 WNT. Tenzij vaststaat, zonder twijfel, dat in een concreet geval aan de voorwaarden voor de uitzondering is of wordt voldaan, moet een transitievergoeding dan ook worden aangemerkt als een door de WNT gemaximeerde uitkering wegens beëindiging van het dienstverband.