Subsidiecriterium en beoordeling bestuursorgaan

Graag leggen wij de volgende vraag voor met betrekking tot de reikwijdte van de onderzoeksplicht van de accountant bij de beoordeling of sprake is van een bestuursorgaan in het kader van de toepassing van de subsidiecriterium uit artikel 1.3, lid 1, onder c van de Wet Normering Topinkomens (WNT).
Wettelijk kader
Op grond van artikel 1.3, lid 1, onder c WNT is de wet van toepassing op in Nederland gevestigde rechtspersonen die in drie opeenvolgende kalenderjaren jaarlijks ten minste € 500.000 aan subsidies ontvangen, mits die subsidies minimaal 50% van de jaarlijkse opbrengsten van de rechtspersoon uitmaken. Het begrip ‘subsidie’ wordt daarbij ingevuld conform artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): een aanspraak op financiële middelen, verstrekt door een bestuursorgaan met het oog op bepaalde activiteiten van de ontvanger, anders dan als betaling voor geleverde goederen of diensten.
Voor de toepassing van deze bepaling is het dus noodzakelijk vast te stellen of de verstrekker van de middelen een bestuursorgaan is. Artikel 1:1, eerste lid, Awb onderscheidt twee typen bestuursorganen:
- a-organen: organen van rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld, en
- b-organen: andere personen of colleges, voor zover zij met enig openbaar gezag zijn bekleed.
De kwalificatie als a-orgaan kan doorgaans vrij eenvoudig worden vastgesteld aan de hand van wet- of regelgeving. De beoordeling of sprake is van een b-orgaan is daarentegen wezenlijk complexer. B-organen zijn privaatrechtelijke of natuurlijke personen of instellingen die geen publiekrechtelijke grondslag hebben, maar wél in de praktijk (gedeeltelijk) overheidstaken uitvoeren onder invloed van een of meer a-organen. Hiervoor is in de bestuursrechtspraak het zogeheten publieke taak-criterium ontwikkeld.
Volgens deze jurisprudentie kan een privaatrechtelijke instelling worden aangemerkt als b-orgaan wanneer voldaan is aan twee cumulatieve voorwaarden:
- Inhoudelijke eis – De inhoudelijke criteria voor het toekennen van geldelijke uitkeringen of voorzieningen worden in beslissende mate bepaald door een of meer a-organen.
- Financiële eis – De uitkeringen of voorzieningen worden in overwegende mate (in beginsel: ten minste twee derde) gefinancierd door een of meer a-organen.
De beoordeling van deze twee criteria vereist doorgaans een feitelijke en juridische analyse per individueel geval. In de praktijk blijkt het vaak nodig dat een rechter hierover definitief uitsluitsel geeft. Er bestaat bovendien geen openbaar en actueel register waaruit blijkt welke instellingen (met name privaatrechtelijke) als bestuursorgaan kwalificeren in de zin van de Awb.
Vraagstelling
Tegen deze achtergrond rijst de vraag hoe ver de onderzoeksplicht van de accountant strekt. Nu de kwalificatie van b-organen sterk afhankelijk is van context en rechtspraak, en niet op objectieve wijze extern te verifiëren is, leidt dit in de praktijk tot onzekerheid bij de WNT-controle.
Daarom luidt mijn vraag: Wat is de reikwijdte van de onderzoeksplicht van de accountant bij de beoordeling of sprake is van een bestuursorgaan in de zin van artikel 1.3, lid 1, onder c WNT?